User manual

6702.2006 TR10A033-A RE
3.1.3 Handbediening (zie afbeelding 4.1)
De geleidingsslede is van het riemslot afgekoppeld, d.i.
tussen de deur en de aandrijving bestaat geen directe
verbinding zodat de deur met de hand kan worden
bewogen.
Om de geleidingsslede te ontkoppelen dient aan het koord
van de mechanische ontkoppeling te worden getrokken.
Opmerking
Bevindt de geleidingsslede zich bij het ontkoppelen in de
eindpositie "deur dicht", moet aan het koord van de mecha-
nische ontkoppeling worden getrokken. Dit dient zo lang
aangetrokken te blijven tot de geleidingsslede in de rail
zover werd verschoven dat zij niet meer in de eindaanslag
kan inhaken (ongeveer 3 cm afstand van de slede).
Om de deur permanent met de hand te bedienen, dient het
koord aan de geleidingsslede te worden vastgezet zoals in
afbeelding 4.2 wordt getoond.
OPGELET
Indien, in landen waar de norm EN 13241-1
geldt, de garagedeuraandrijving door een vakman
aan een Hörmann sectionaaldeur zonder veer-
breukbeveiliging (serie 30) wordt aangebouwd,
dan dient de verantwoordelijke monteur eveneens
een aanbouwset aan de geleidingsslede te
monteren. Deze set bestaat uit een schroef, die
de geleidingsslede tegen het ongecontroleerd
ontgrendelen beveiligt en een nieuw plaatje met
afbeeldingen die tonen hoe de set en de gelei-
dingsslede voor de twee functietypes van de
geleidingsrails dienen te worden gebruikt.
3.1.4 Automatische bediening (zie afbeelding 6)
Het riemslot is in de geleidingsslede gekoppeld. Dit
betekent dat de deur en de aandrijving met elkaar
verbonden zijn zodat de deur elektrisch kan worden
bediend. Om de geleidingsslede op het koppelen voor
te bereiden, dient de groene knop te worden ingedrukt.
Aansluitend dient de riem zover in de richting van de
geleidingsslede te worden verplaatst tot het riemslot
hierin wordt gekoppeld.
OPGELET
Breng tijdens de deurbeweging geen vingers in
de geleidingsrail
Gevaar voor kneuzingen!
3.2 Montage van de garagedeuraandrijving
OPGELET
Bij de aandrijvingsmontage dient het handkoord
te worden verwijderd (zie afbeelding 1.2a).
Opmerking
Bij boorwerkzaamheden dient de aandrijving te worden
afgedekt aangezien boorstof en spaanders kunnen leiden
tot functiestoringen.
3.2.1 Middenvergrendeling aan de sectionaaldeur
Bij sectionaaldeuren met een centrale vergrendeling
dienen het lateikantelstuk en de meenemer excentrisch
te worden geplaatst (zie afbeelding 1a).
3.2.2 Excentrisch versterkingsprofiel aan de
sectionaaldeur
Bij uitvoering met excentrisch versterkingsprofiel van de
sectionaaldeur dient de meenemer aan het volgende
versterkingsprofiel rechts of links te worden gemonteerd
(zie afbeelding 1.5a).
Opmerking
Afwijkend van de illustraties dienen bij houten deuren de
houtschroeven 5 x 35 uit het toebehorenpak van de deur
te worden gebruikt (boring Ø 3 mm).
De mechanische vergrendelingen bij de kanteldeur dienen
buiten werking te worden gesteld (zie afbeelding 1.3a).
Bij de hier niet afgebeelde deurmodellen dienen de
snappers ter plaatse te worden vastgezet (zie afbeel-
dingen 1.2b/1.3b/1.4b).
Opmerking
Afwijkend van de illustraties (zie afbeeldingen 1.5b/1.6b),
dienen bij kanteldeuren met een kunstsmeedijzeren
handgreep het lateikantelstuk en de meenemer excentrisch
te worden aangebracht.
Bij N80-deuren met houtvulling dienen de onderste gaten
van het lateikantelstuk voor de montage te worden
gebruikt (zie afbeelding 1.6b).
Opmerking
Indien de deur niet gemakkelijk met de hand in de gewenste
eindpositie "deur open" of "deur dicht" kan worden
geschoven, is het deurmechanisme voor de bediening met
een garagedeuraandrijving te stroef en dient dit de worden
gecontroleerd (zie hoofdstuk 1.1.2).
3.2.3 Spanning van de tandriem
De tandriem van de geleidingsslede werd in de fabriek
optimaal voorgespannen. In de start- en remfase kan
de tandriem bij grote deuren kortstondig buiten de
geleidingsrail hangen. Dit effect brengt geen technische
schade aan en heeft ook geen nadelige invloed op de
functie en de levensduur van de aandrijving.
3.2.4 Vastleggen van de eindposities bij de montage van
de eindaanslagen (zie afbeelding 5.1)
1) De eindaanslag voor de eindpositie "deur open" dient
tussen de geleidingsslede en de aandrijving los in de
geleidingsrail te worden geplaatst en de deur wordt, na
de montage van de deurmeenemer met de hand in de
eindpositie "deur open" geschoven. De eindaanslag
wordt hierdoor in de juiste positie gebracht. Aansluitend
dient de eindaanslag voor de eindpositie "deur open"
te worden bevestigd.
Opmerking
Indien de deur in de eindpositie "deur open" niet de
volledige doorrijhoogte bereikt, kan de eindaanslag
worden verwijderd zodat de geïntegreerde eindaanslag
(in de aandrijvingskast) kan worden gebruikt.
2) De eindaanslag voor de eindpositie "deur dicht" dient
tussen de geleidingsslede en de deur los in de gelei-
dingsrail te worden geplaatst (zie afbeelding 5.2) en de
deur wordt met de hand in de eindpositie "deur dicht"
geschoven. De eindaanslag wordt hierdoor in de buurt
van de juiste positie geschoven. Na het bereiken van de
eindpositie "deur dicht" dient de eindaanslag ca. 1 cm
verder in de richting "deur dicht" te worden geschoven
en aansluitend bevestigd (zie afbeelding 5.2).
NEDERLANDS