Operation Manual
NE
30
VOOR OPNAME
Wanneer u
scherpstelt op een
dichterbij gelegen
onderwerp.
Wanneer u
scherpstelt op een
verder weg gelegen
onderwerp.
Gedeelte voor scherpstelling
Handmatige Scherpstelling
Correct scherpstellen.
1 Als u de zoeker gebruikt, moet u deze al op de juiste
manier hebben ingesteld ( blz. 8).
2 Zet de spanningsschakelaar @ op “ ” terwijl u de
vergrendeltoets $ op de schakelaar ingedrukt houdt,
en druk vervolgens op FOCUS r ( blz. 52 en 53).
De indicator voor het handmatig scherpstellen
verschijnt.
3 Om op een verder weg liggend onderwerp scherp te
stellen, drukt u op + 5. “ ” R verschijnt en knippert.
Om op een dichterbij liggend onderwerp scherp te
stellen, drukt u op – 5. “ ” R verschijnt en knippert.
4 Druk op SELECT/SET 3. Er is nu op het onderwerp
scherpgesteld.
Om terug te schakelen naar de automatische
scherpstelling, dient u FOCUS r twee keer in te
drukken of de Spanningsschakelaar @ op “ ” te
zetten.
Als u slechts een keer op FOCUS r drukt, zal de
camcorder weer de handmatige scherpstelling
inschakelen.
OPMERKINGEN:
● Stel bij gebruik van de handmatige functie scherp met de
lens geheel naar T (telelens) gesteld. Indien u scherpstelt
met de schakelaar op W (groothoek) zal het beeld niet
scherp zijn wanneer u daarna inzoomt omdat de
scherptediepte bij langere brandpuntafstanden namelijk
vermindert.
● “
” of “ ” knippert wanneer de scherpstelling niet
verder of dichterbij kan worden gesteld.
Belichtingsregeling
Stel de belichting handmatig in onder de volgende
omstandigheden:
• Wanneer het onderwerp tegenbelicht wordt of
wanneer de achtergrond te helder is.
• Wanneer u een onderwerp bij een reflecterende
achtergrond opneemt, bijvoorbeeld bij opnamen op
het strand of in de sneeuw.
• Wanneer de achtergrond te donker is of het
onderwerp te licht.
1 Vervolgens de Spanningsschakelaar @ op “ ”
terwijl u de vergrendeltoets $ ingedrukt houdt. Trek de
zoeker helemaal uit of klap de LCD monitor helemaal
open.
2 Druk op MENU 4. Het menuscherm verschijnt.
3 Druk op + of – 5 om “ (EXPOSURE)” te
selecteren. Druk op SELECT/SET 3.
4 Druk op + of – 5 om “MANUAL” (handbediening) te
selecteren en druk op SELECT/SET 3. Het
menuscherm verdwijnt. De belichtingsindicator zal
verschijnen.
5 Druk op + 5 om het beeld lichter te maken, of op –
5 om het beeld donkerder te maken. (maximum ±6)
6 Druk op SELECT/SET 3. De belichting is nu
ingesteld.
Weer instellen van de automatische belichting . . .
..... kies “AUTO” bij stap 4. Of zet de
spanningsschakelaar @ op “ ”.
Om het onderwerp snel lichter te maken . . .
..... kunt u op BACKLIGHT w drukken. De aanduiding
r wordt getoond en het onderwerp zal lichter
worden gemaakt. Als u nog een keer op dezelfde
toets drukt, zal de aanduiding r verdwijnen
en zal het onderwerp weer net zo belicht worden
als voorheen.
• Een belichtingscorrectie van +3 heeft hetzelfde effect
als de BACKLIGHT toets w.
•
Bij gebruik van BACKLIGHT (tegenlichtcompensatie)
w
is het mogelijk dat het licht rond het onderwerp te helder
wordt en dat het onderwerp verbleekt.
• Tegenlichtcompensatie is ook mogelijk wanneer de
spanningsschakelaar @ op “ ” staat.
OPMERKING:
Compensatie voor tegenlicht of spotverlichting ( blz. 27)
en de functie voor opnamen in de sneeuw (“SNOW”,
blz. 27), hebben geen effect wanneer de handmatige
belichtingsregeling is ingeschakeld.
04 DX300/100/95/75EG_DU 25-34 03.1.22, 11:52 AM30