Operation Manual

36 NE
OPNAME
Geavanceerde functies (vervolg)
Scherpstellen (focus)
AUTOMATISCHE SCHERPSTELLING
Het autofocus-systeem van de camcorder kan normaliter
doorlopend scherpstellen op onderwerpen die dichtbij
liggen (tot 5 cm afstand) tot oneindig. Onder de volgende
omstandigheden wordt echter niet juist scherpgesteld (en
moet u handmatig scherpstellen):
Wanneer twee onderwerpen elkaar overlappen in
dezelfde scène.
Wanneer de scène onderbelicht is.*
Wanneer het onderwerp geen contrast heeft (geen
verschil tussen donker en licht), bijvoorbeeld een vlakke,
één-kleurige muur of heldere, blauwe lucht.*
Wanneer een donker onderwerp nauwelijks in de zoeker
zichtbaar is.*
Wanneer de scène kleine patronen of identieke patronen
bevat die regelmatig worden herhaald.
Indien de scène door de zon of via reflecterend licht van
water of een ander onderwerp wordt belicht.
Bij opname van een onderwerp met een achtergrond die
een sterk contrast heeft.
* Wanneer de volgende waarschuwingen voor laag
contrast knipperen: , , en .
OPMERKINGEN:
Indien de lens vuil of wazig is, zal niet juist kunnen
worden scherpgesteld. Houd de lens daarom schoon of
reinig met een zachte doek indien nodig. Wanneer er
condens op de lens is gevormd, moet u de condens met
een zachte doek wegvegen of even wachten totdat het is
verdampt.
Bij het opnemen van een onderwerp dat dicht bij de
lens is, moet u eerst uitzoomen (
Z
blz. 18). Indien u
met de automatisch scherpstellingsfunctie inzoomt, kan
de camcorder namelijk automatisch, afhankelijk van de
afstand tussen het onderwerp en de camcorder, gaan
uitzoomen. Indien “TELE MACRO” (
Z
blz. 30) is
geactiveerd, zal de camcorder niet automatisch
uitzoomen.
Gedeelte voor scherpstelling