Operation Manual
38 NE
EX
0
P.
Belichtingsregeling
Stel de belichting handmatig in onder de volgende
omstandigheden:
• Wanneer het onderwerp tegenbelicht wordt of
wanneer de achtergrond te helder is.
• Wanneer u een onderwerp bij een reflecterende
achtergrond opneemt, bijvoorbeeld bij opnamen op
het strand of in de sneeuw.
• Wanneer de achtergrond te donker is of het
onderwerp te licht.
1
Zet de bedieningsschakelaar op “ ”, zet
vervolgens de POWER schakelaar op “ ”
terwijl u de vergrendeltoets op de schakelaar
ingedrukt houdt en trek de zoeker helemaal uit of
klap de LCD monitor helemaal open.
2
Druk op EXPOSURE. De aanduiding “EXP.” en de
belichtingsindicator zullen verschijnen.
3
Draai de MENU naar “+” om het beeld lichter te
maken, of naar “–” om het beeld donkerder te
maken. (maximum ±6)
4
Druk op MENU. De belichting is nu ingesteld.
“EXP.” gaat uit.
Weer instellen van de automatische belichting . . .
..... dient u op EXPOSURE te drukken of de
bedieningsschakelaar op “ ” te zetten..
Om het onderwerp snel lichter te maken . . .
..... kunt u op BACKLIGHT drukken. De aanduiding
wordt getoond en het onderwerp zal lichter worden
gemaakt. Als u nog een keer op dezelfde toets drukt,
zal de aanduiding verdwijnen en zal het
onderwerp weer net zo belicht worden als voorheen.
• Een belichtingscorrectie van +3 heeft hetzelfde effect
als de BACKLIGHT toets.
• Bij gebruik van BACKLIGHT (tegenlichtcompensatie)
is het mogelijk dat het licht rond het onderwerp te
helder wordt en dat het onderwerp verbleekt.
• Tegenlichtcompensatie is ook mogelijk wanneer de
bedieningsschakelaar op
“ ”
staat.
Diafragmavergrendelindicator
Diafragmavergrendeling
Gebruik deze functie in de volgende situaties:
• Wanneer u een bewegend onderwerp opneemt.
• Wanneer de afstand tot het onderwerp verandert
(zodat de grootte van het onderwerp in de zoeker of
op de LCD-monitor verandert), bijvoorbeeld wanneer
het onderwerp zich van u vandaan beweegt.
• Wanneer u een onderwerp bij een reflecterende
achtergrond opneemt, bijvoorbeeld bij opnamen op
het strand of in de sneeuw.
• Wanneer u onderwerpen opneemt die door een spot
worden belicht.
• Bij het zoomen.
Vergrendel het diafragma wanneer het onderwerp zeer
dichtbij is. Het beeld zal niet donkerder worden wanneer
het onderwerp verder van de lens verplaatst.
Voer de stappe 1 en 2 van “Belichting” uit voor u aan
de volgende stappen begint.
3
Stel de zoom in zodat het beeld de gehele LCD-
monitor of zoeker vult. Houd MENU langer dan 2
seconden ingedrukt. De belichtingsindicator en
“ ” zullen verschijnen. Druk de MENU in. De
aanduiding “ ” zal veranderen in “ ” en het
diafragma zal worden geblokkeerd. “EXP.” gaat uit.
Weer instellen van het automatische diafragma . . .
..... dient u EXPOSURE in te drukken zodat de
belichtingsindicator en “ ” verdwijnen. Of u kunt
de bedieningsschakelaar op “ ” zetten.
Vergrendelen van de belichting en het diafragma . . .
..... Stel na stap 2 de belichting in door MENU te
verdraaien. Vergrendel vervolgens het diafragma in
stap 3. Voor een automatische vergrendeling moet u
en vervolgens in stap 2 nog eens op de EXPOSURE
drukken. Het diafragma wordt na ongeveer 2
seconden automatisch ingesteld.
Diafragma
Net als de pupillen van uw ogen, zal de diafragma-
opening kleiner worden als er veel licht is, zodat er niet
teveel licht binnen kan vallen, en zal de diafragma-
opening groter worden als het donkerder is om meer
licht binnen te laten.
OPNAME
Geavanceerde functies voor video en D.S.C. (vervolg)
MENU keuzeschijf
BACKLIGHT toets (
2
)
Bedieningsschakelaar
EXPOSURE toets (
4
/6)
POWER schakelaar