Operation Manual
Montage
SK 290-5 solar | SK 300-5 solar | SK 400-5 solar | SKE 290-5 solar | SKE 400-5 solar – 6 720 800 026 (2011/06)
45
5 Montage
De boiler wordt compleet gemonteerd geleverd.
B Boiler op schade en volledigheid controleren.
5.1 Opstelling
5.1.1 Eisen aan de opstellingsplaats
B Boiler op de sokkel plaatsen wanneer het gevaar be-
staat, dat op de opstellingsplaats water op de vloer
kan verzamelen.
B Boiler droog en in vorstvrije binnenruimten opstellen.
B Minimale hoogte van de ruimte (Æ tab. 39, pagina 43)
en minimale afstanden tot de wand in de opstellings-
ruimte respecteren (Æ afb. 7, pagina 69).
5.1.2 Tapwaterboiler opstellen
B Boiler opstellen en uitlijnen (Æ afb. 7 tot afb. 9,
pagina 69).
B Beschermkappen verwijderen (Æ afb. 10, pagina 69).
B Teflonband of teflonkoord aanbrengen
(Æ afb. 11, pagina 70).
5.2 Hydraulische aansluiting
5.2.1 Boiler hydraulisch aansluiten
Installatievoorbeeld met alle aanbevolen ventielen en
kranen (Æ afb. 12, pagina 70).
B Installatiemateriaal gebruiken dat tot 160 °C (320 °F)
hittebestendig is.
B Er mogen geen open expansievaten worden gebruikt.
B Bij drinkwater-verwarmingsinstallaties met kunststof
leidingen metalen koppelingen gebruiken.
B Aftapleiding conform de aansluiting dimensioneren.
B Bouw geen bochten in de aftapleiding in, anders kan
de installatie niet goed gespuid worden.
B Oplaadleidingen zo kort mogelijk uitvoeren en isole-
ren.
B Bij gebruik van een terugslagklep in de aanvoerleiding
naar de koudwaterinlaat: veiligheidsklep tussen terug-
slagklep en koudwaterinlaat inbouwen.
B Wanneer de rustdruk van de installatie hoger is dan
5 bar, een drukreduceer inbouwen.
B Alle niet gebruikte aansluitingen afsluiten.
5.2.2 Veiligheidsklep inbouwen (bouwzijdig)
B Bouwzijdig een typebeproefd, voor drinkwater toege-
laten, veiligheidsklep (≥ DN 20) in de koudwaterlei-
ding inbouwen (Æ afb. 12, pagina 70).
B Installatiehandleiding van de veiligheidsklep respec-
teren.
B De uitblaasleiding van de veiligheidsklep moet in het
tegen bevriezing beschermde gebied via een ontwate-
ringsplaats uitmonden, waarbij de plaats vrij moet
kunnen worden geobserveerd.
– De uitblaasleiding moet minimaal overeenkomen
met de uitlaatdiameter van de veiligheidklep.
– De uitblaasleiding moet minimaal het debiet kun-
nen afblazen, die in de koudwaterinlaat mogelijk is
(Æ tab. 39, pagina 43).
B Instructiebord met de volgende tekst op de veilig-
heidsklep aanbrengen "Uitblaasleiding niet afsluiten.
Tijdens het verwarmen kan bedrijfsmatig water ont-
snappen."
Wanneer de rustdruk van de installatie hoger wordt dan
80 % van de aanspreekdruk van de veiligheidsklep:
B Drukreduceer voorschakelen (Æafb. 12, pagina 70).
OPMERKING: Schade aan de installatie
door onvoldoende draagkracht van het op-
stellingsoppervlak of door een niet geschik-
te ondergrond.
B Waarborg, dat het opstellingsoppervlak
vlak is en voldoende draagkracht heeft.
WAARSCHUWING: Brandgevaar door sol-
deer- en laswerkzaamheden!
B Neem bij soldeer- en laswerkzaamheden
geschikte veiligheidsmaatregelen, omdat
de warmte-isolatie brandbaar is. Bijv.
warmte-isolatie afdekken.
B Boilermantel na de werkzaamheden op
schade controleren.
WAARSCHUWING: Gevaar voor de gezond-
heid door vervuild water!
Onzorgvuldig uitgevoerde montagewerk-
zaamheden vervuilen het drinkwater.
B Installeer de boiler hygiënisch conform
de landspecifieke normen en richtlijnen.
Netdruk
(rustdruk)
Aanspreek-
druk veilig-
heidsventiel
drukverminderaar
in de EU buiten de EU
< 4,8 bar ≥ 6bar Niet nodig
5bar 6bar max. 4,8 bar
5bar ≥ 8bar Niet nodig
6bar ≥ 8bar max. 5,0 bar niet nodig
7,8 bar 10 bar max. 5,0 bar niet nodig
Tabel 41 Keuze van een geschikte drukreduceer










