Operation Manual

Montage
SK 290-5 solar | SK 300-5 solar | SK 400-5 solar | SKE 290-5 solar | SKE 400-5 solar – 6 720 800 026 (2011/06)
38
B Boiler op de sokkel plaatsen wanneer het gevaar be-
staat, dat op de opstellingsplaats water op de vloer
kan blijven staan.
B Boiler droog en in vorstvrije binnenruimten opstellen.
B Minimale hoogte van de ruimte (Æ tab. 32, pagina 36)
en minimale afstanden tot de wand in de opstellings-
ruimte respecteren (Æ afb. 7, pagina 69).
5.1.2 Tapwaterboiler opstellen
B Boiler opstellen en uitlijnen (Æ afb. 7 tot afb. 9,
pagina 69).
B Beschermkappen verwijderen (Æ afb. 10, pagina 69).
B Teflonband of teflonkoord aanbrengen
(Æ afb. 11, pagina 70).
5.2 Hydraulische aansluiting
5.2.1 Boiler hydraulisch aansluiten
Installatievoorbeeld met alle aanbevolen ventielen en
kranen (Æ afb. 12, pagina 70).
B Installatiemateriaal gebruiken dat tot 160 °C
hittebestendig is.
B Er mogen geen open expansievaten worden gebruikt.
B Bij drinkwater-verwarmingsinstallaties met kunststof
leidingen metalen koppelingen gebruiken.
B Aftapleiding conform de aansluiting dimensioneren.
B Bouw geen bochten in de aftapleiding in, anders kan
de installatie niet goed gespuid worden.
B Leidingen boilerverwarming zo kort mogelijk uitvoe-
ren en isoleren.
B Bij gebruik van een terugslagklep in de aanvoerleiding
naar de koudwaterinlaat: veiligheidsklep tussen terug-
slagklep en koudwaterinlaat inbouwen.
B Wanneer de rustdruk van de installatie hoger is dan 5
bar, een drukverminderaar inbouwen.
B Alle niet gebruikte aansluitingen afsluiten.
5.2.2 Veiligheidsklep inbouwen (bouwzijdig)
B Bouwzijdig een typebeproefd, voor drinkwater toege-
laten, veiligheidsklep ( DN 20) in de koudwaterlei-
ding inbouwen (Æ afb. 12, pagina 70).
B Installatiehandleiding van de veiligheidsklep respec-
teren.
B De uitblaasleiding van de veiligheidsklep moet in het
tegen bevriezing beschermde gebied via een ontwate-
ringsplaats uitmonden, waarbij de plaats vrij moet
kunnen worden geobserveerd.
De uitblaasleiding moet minimaal overeenkomen
met de uitlaatdiameter van de veiligheidklep.
De uitblaasleiding moet minimaal het debiet kun-
nen afblazen, die in de koudwaterinlaat mogelijk is
(Æ tab. 32, pagina 36).
B Instructiebord met de volgende tekst op de veilig-
heidsklep aanbrengen "Uitblaasleiding niet afsluiten.
Tijdens het verwarmen kan bedrijfsmatig water ont-
snappen."
Wanneer de rustdruk van de installatie hoger wordt dan
80 % van de aanspreekdruk van de veiligheidsklep:
B Drukverminderaar monteren (Æ afb. 12, pagina 70).
5.3 Warmwatertemperatuurvoeler monte-
ren
Voor de meting en bewaking van de tapwatertempera-
tuur op de boiler een tapwatertemperatuursensor in
dompelhuls [7] (voor het zonnesysteem) en [3] (voor de
warmtebron) monteren (Æ afb. 4, pagina 68).
B Tapwatertemperatuursensor monteren (Æ afb. 13,
pagina 71). Let erop, dat het voelervlak over de gehe-
le lengte contact heeft met het dompelhulsvlak.
5.4 Elektrisch verwarmingselement (toe-
behoren)
B Elektrisch verwarmingselement conform de afzonder-
lijke installatiehandleiding inbouwen.
B Na afronden van de complete boilerinstallatie een
randaardecontrole uitvoeren (ook metalen koppelin-
gen daarin betrekken).
WAARSCHUWING: Brandgevaar door sol-
deer- en laswerkzaamheden!
B Neem bij soldeer- en laswerkzaamheden
geschikte veiligheidsmaatregelen, omdat
de warmte-isolatie brandbaar is. Bijv.
warmte-isolatie afdekken.
B Boilermantel na de werkzaamheden op
schade controleren.
WAARSCHUWING: Gevaar voor de gezond-
heid door vervuild water!
Onzorgvuldig uitgevoerde montagewerk-
zaamheden vervuilen het drinkwater.
B Installeer de boiler hygiënisch conform
de landspecifieke normen en richtlijnen.
Netdruk (rustdruk)
Aanspreekdruk
veiligheidsventiel
Drukverminderaar
in de EU
< 4,8 bar 6bar niet nodig
5bar 6bar max. 4,8 bar
5bar 8bar niet nodig
6bar 8bar max. 5,0 bar
7,8 bar 10 bar max. 5,0 bar
Tabel 34 Keuze van een geschikte drukverminderaar