Operation Manual
82
Energie besparen
6 720 613 547 (2007/01)
7 Energie besparen
• Bij de weersafhankelijke regeling wordt de aanvoertempera-
tuur geregeld overeenkomstig de ingesteld verwarmingscurve.
Hoe kouder de buitentemperatuur, hoe hoger de aanvoertem-
peratuur. Om energie te besparen: Stel de verwarmingscurve
overeenkomstig de isolatie van het gebouw en de omstandig-
heden van de installatie zo laag mogelijk in (Æ bijbehorende
gebruiksaanwijzing van de weersafhankelijke regelaar).
• Vloerverwarming:
De aanvoertemperatuur niet hoger instellen dan de door de instal-
lateur aanbevolen maximale aanvoertemperatuur. (BV.: 60°C).
• Door het verlagen van de ruimtetemperatuur tijdens spaarfa-
sen kan veel energie worden bespaard: Verlagen van de ruim-
tetemperatuur met 1 K (°C): tot 5 % energiebesparing. Niet
zinvol: De ruimtetemperatuur van dagelijks verwarmde ruimten
te laten dalen beneden +15 °C. De afgekoelde muren geven
dan koude af, de ruimtetemperatuur wordt verhoogd en zo
wordt meer energie verbruikt dan bij een gelijkmatige warmte-
aanvoer.
• Goede warmte-isolatie van het gebouw: De ingestelde tempe-
ratuur voor Sparen wordt niet bereikt. Toch wordt energie
bespaard omdat de verwarming uitgeschakeld blijft. Stel het
schakelpunt voor Sparen vroeger in.
• Laat bij het luchten het venster niet op een kier staan. Daarbij
wordt voortdurend warmte aan de ruimte onttrokken zonder
dat de ruimtelucht noemenswaardig wordt verbeterd.
• Het is beter om kort, maar intensief te luchten (raam geheel
openen).
• Draai tijdens het luchten de thermostaatkraan dicht of vermin-
der de gewenste kamertemperatuur op de FB 10.










