Operation Manual
Storingen
Design-zonnestation – 6 720 804 401 (2012/12)
19
9 Storingen
Opmerkingen betreffende storingen vindt u ook in de installatiehandlei-
ding van de regelaar.
6. Maximumtemperatuur van de boiler Tmax voor zonneboiler 1 nagegaan en
ingevuld?
_____ °C _____ °C _____ °C _____ °C
Maximumtemperatuur van de boiler Tmax voor zonneboiler 2 nagegaan en
ingevuld?
_____ °C _____ °C _____ °C _____ °C
7. Wordt de gewenste temperatuur (naverwarming) van de regeling gehaald?
Warmtemeter (indien aanwezig)
1. Tijdsperiode van _________ tot _________ / _____ kWh
2)
___ - ___
___ kWh
___ - ___
___ kWh
___ - ___
___ kWh
___ - ___
___ kWh
2. Temperatuursensor correct gepositioneerd, geïsoleerd en aangesloten?
Opmerkingen
Het zonnesysteem werd conform alle handleidingen gemonteerd en in bedrijf genomen,
geënspecteerd en onderhouden.
De eigenaar werd over de werking en bediening van het zonnesysteem geïnformeerd.
Firmastempel/datum/handtekening
1) pH-waarde = indicator voor het zuurgehalte van een vloeistof; meetstaafje verkrijgbaar bij apotheek of servicekoffer.
2) Zie handleiding onderdeel.
3) Indien nodig.
4) Afhankelijk van specifieke installatie-omstandigheden.
Inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Pagina In bedrijf nemen
Inspectie/Onderhoud
1. 2. 3.
Tab. 14
Soort storing
Effect Mogelijke oorzaken Oplossing
De pomp draait niet, hoewel aan de inschakelvoorwaarden is voldaan.
De zonneboiler wordt niet opge-
warmd door de zonne-energie.
De pomp is defect. Pomp controleren, indien nodig vervangen.
De pomp zit vast als gevolg van een mechanische blokkade.
Draai de gleufschroef op de pompkop los en de pompas met een
schroevendraaier. Niet tegen de pompas slaan!
De pomp wordt via de regelaar niet direct aangestuurd.
Zie handleiding regelaar.
Pomp schakelt constant aan en uit.
Opbrengst zonne-energie te
laag.
Te gering verschil bij in- en uitschakeltemperatuur van de rege-
laar.
Instellingen regelaar controleren.
Debiet te hoog.
Doorstroomhoeveelheid controleren en instellen.
Positie temperatuursensor of -aansluiting onjuist.
Controleer de positie van de temperatuursensor.
Pomp schakelt niet uit.
Warmte wordt uit de boiler ge-
transporteerd.
Temperatuursensor defect of op verkeerde positie. Positie, montage en karakteristiek van de temperatuursensor con-
troleren.
Regelaar defect. Opmerking: toerentalgeregelde pompen schakelen niet direct af,
maar pas na het bereiken van het laagste toerental.
Te heet tapwater.
Gevaar voor brandwonden De begrenzing van de boilertemperatuur en de mengkraan is te
hoog ingesteld.
De begrenzing van de boilertemperatuur en de tapmengkraan lager
instellen.
Tapwatermenger defect
Tapwatermenger controleren, indien nodig vervangen.
Te koud tapwater (of te geringe hoeveelheid warm tapwater).
De temperatuurregelaar voor warm water op de ketel, de ther-
mostaat of de mengkraan is te laag ingesteld.
Temperatuurinstelling conform de bijbehorende handleiding uitvoe-
ren (maximaal 60 °C).
Werking van de naverwarming controleren.
Tab. 15