Installatie- en onderhoudshandleiding 6 720 802 132-00.
Inhoudsopgave Inhoudsopgave 7 Milieubescherming/afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 1 8 Inbedrijfstelling- inspectie- en onderhoudsprotocol . . . . . . . 17 9 Storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen . . . . 3 1.1 Toelichting van de symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 1.2 Algemene veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen 1 1.1 Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen Toelichting van de symbolen Waarschuwing Waarschuwingsaanwijzingen in de tekst worden aangegeven met een gevarendriehoek met grijze achtergrond en een kader. Signaalwoorden voor een waarschuwingsaanwijzing geven de soort en de ernst van de gevolgen aan, wanneer de maatregelen ter voorkoming van het gevaar niet gerespecteerd worden. • OPMERKING betekent dat materiële schade kan ontstaan.
Specificaties zonnestation 2 Specificaties zonnestation 2.1 Productbeschrijving 10 7 2 7 Voor het zonnestation is altijd een zonneregelaar gemonteerd. Het zonnestation is beschikbaar als uitvoering met een hoogrendement zonnepomp (AGS5 T MS100) en als uitvoering met een standaard zonnepomp (AGS5 T ISM1). 3 9 4 8 Een hoogrendement-zonnepomp met bijbehorende regelaar kan te allen tijde naderhand worden gemonteerd. 1 4 7 4 6 5 7 6 720 802 132-01.1ITL Afb.
Specificaties zonnestation 2.3 Technische gegevens en uitvoeringen Toegestane temperatuur Aanspreekdruk veiligheidsventiel Overstortventiel Netspanning Max.
Voorschriften aantal SKN, SKS, SKR6+21 aantal SKR12 2 tot 4 1 tot 2 3 tot 4 DN16 DN16 DN20 7 ... 10 m DN16 DN16 DN20 11 ... 15 m DN16 DN16 DN25 Gewijzigde voorschriften of aanvullingen zijn ook op het tijdstip van de installatie geldig en moeten worden nageleefd. 16 ... 20 m DN20 DN20 DN25 21 ... 25 m DN20 DN20 DN25 • Elektrische aansluiting: – NEN 1010 Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties. Tab.
Leidingen installeren Leidingen koppelen Vlakke collectoren Om luchtinsluitingen bij gebruik van een automatische ontluchter op het collectorveld te voorkomen: ▶ Leidingen van boiler naar collector/ontluchter [1] stijgend installeren. ▶ Wanneer een richtingsverandering naar beneden toe onvermijdelijk is, extra temperatuurbestendige (150 °C) ontluchter monteren. 1 OPMERKING: Schade aan de collector door hitte-ontwikkeling bij hardsolderen! ▶ Niet in de nabijheid van vacuümbuiscollectoren solderen.
Installeer zonnestation 5 Installeer zonnestation 5.1 Monteer zonnestation Het zonnestation kan links en rechts op de boiler worden gemonteerd. Hierna wordt alleen de montage links op de boiler getoond. De montage aan de rechterkant verloopt op dezelfde wijze. ▶ Hoeksteun (toebehoren) voor expansievat (toebehoren) met de schroeven, moeren en vulringen uit de aansluitset op de montageplaat bevestigen.
Installeer zonnestation Schakel de CV-ketel niet stroomloos tijdens de vakantie of zomerperiode, omdat hierdoor ook het zonnesysteem uit bedrijf genomen wordt. 20-30 cm 4 Het zonnestation is compleet voorbedraad. ▶ Verbindt de voedingskabel en de BUS-kabel met de regelaar in de cvinstallatie. ▶ Steek de boilertemperatuursensor in de boilerdompelhuls. ▶ Verbindt de collectorsensorkabel (klem) met de collectorsensor.
Installeer zonnestation ▶ Expansievat [1] in de retour op de veiligheidsgroep van het zonnestation aansluiten. ▶ Overstortleiding [3] zichtbaar in het opvangvat [1] laten uitmonden en vastzetten met een leidingbeugel [2]. Het opvangvat (container) kan evt. onder in het zonnestation worden geplaatst.
In bedrijf nemen 6 6.2 In bedrijf nemen OPMERKING: Schade aan de collectoren door verdamping in het zonnecircuit of bevroren water! ▶ Spoel en vul het zonnesysteem alleen dan, wanneer de zon niet op de collectoren schijnt en er geen vorst (bij spoelen met water) wordt verwacht. Houdt bij het vullen van de solarvloeistof rekening met het extra volume van het voorschakelvat (mits geïnstalleerd). Het voorschakelvat en het expansievat moeten voldoende worden ontlucht.
In bedrijf nemen Zonnesysteem boven het zonnestation vullen 1 ▶ Sluit het vulstation aan, zoals in afb. 19 is weergegeven. ▶ Laat de kogelkraan gesloten. ▶ Vul het zonnesysteem tot er geen luchtbellen meer in de slang en in het vulstation zichtbaar zijn. 0 120 60 40 °C 80 100 20 2 1 1 6720644675.04-1.ST Afb. 17 Spoelen van parallel geschakelde collectorvelden [1] Afsluiter (lokaal) 6 720 802 132-04.1ITL 6.2.2 Vul het zonnesysteem en spoel deze luchtvrij Afb.
In bedrijf nemen ▶ Dichtheidstest uitvoeren - daarbij de toegestane drukken van alle modules bewaken. ▶ Ontluchter [2] ontluchten en evt. de bedrijfsdruk corrigeren. 2 1 3 60 °C 20 40 60 40 °C 80 100 0 80 20 10 0 120 12 0 0 2 4 1 6 720 802 132-30.1ITL Afb. 20 Spoelen van het standaardsysteem [1] [2] 5 Kogelkraan en terugslagklep op thermometer geopend (45°-stand) Vul- en aftapkraan op de doorstroombegrenzer 6 720 802 132-24.1ITL Afb. 21 Vul- en aftapkraan sluiten en openen 6.2.
In bedrijf nemen 6.2.4 Controleer of het zonnesysteem vrij is van lucht Bij installatiebedrijf met solarvloeistof LS ▶ Zonnepomp handmatig in- en uitschakelen. ▶ Controleer tijdens het schakelen de zwarte wijzer van de manometer [1] op de inlaatcombinatie. Wanneer het zonnesysteem met solarvloeistof LS wordt gebruikt, moet de waarde aan de hand van tab. 8 worden omgerekend.
In bedrijf nemen ▶ Bijvulhoeveelheid (Vvervang) van het concentraat bepalen met de volgende formule. 60 40 °C 80 100 20 V vervang= Vtot x 45 - Cconcentratie 100 - Cconcentratie 0 120 1 2 Tab. 10 Formule voor de berekening van de te vervangen vloeistof Voorbeeld voor solarvloeistof L: • Installatievolume (Vtot): 22 l • Vorstbeveiliging (afgelezen waarde): – 14 °C • Komt overeen met concentratie ( tab. 8, pagina 14): 29 % (C = 29) • Resultaat: Vvervang = 4,9 liter.
In bedrijf nemen 6.4.3 Doorstroomhoeveelheid instellen 6.5 Afsluitende werkzaamheden Bij zonnesystemen tot 4 vlakke collectoren (of 3 vacuümbuiscollectoren) kan het nodig zijn het debiet te reduceren. Om het zonnestation te sluiten: ▶ Isolatiekap op het zonnestation schuiven. ▶ Stel op de zonneregelaar het toerental in op 100 % ( handleiding van de regelaar: "Functietest"). Wanneer het maximaal debiet ( tab.
Milieubescherming/afvoeren 7 Milieubescherming/afvoeren 8 Milieubescherming is een ondernemingsprincipe van de Bosch-groep. Kwaliteit van de producten, rendement en milieubescherming zijn voor ons gelijkwaardige doelstellingen. Wetten en voorschriften op het gebied van de milieubescherming worden strikt aangehouden. Ter bescherming van het milieu gebruiken wij, rekening houdend met bedrijfseconomische gezichtspunten, de best mogelijke techniek en materialen.
Inbedrijfstelling- inspectie- en onderhoudsprotocol Inspectie/Onderhoud Inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Pagina In bedrijf nemen 1. 2. 3. Datum: Zonnesysteem 1. Leidingen (aanvoer en retour) geïnstalleerd en geaard? 6 – – – 2. Leidingen gespoeld en dichtheidstest uitgevoerd? 12 – – – 3. Ontluchter gesloten? – – – 4. Voordruk van het expansievat gecontroleerd? 10 ______ bar – – – 5. Luchtophopingen in het zonnesysteem gecheckt? 14 – – – 6.
Storingen Inspectie/Onderhoud Inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud 6. 7. Pagina In bedrijf nemen 1. 2. 3.
Storingen Soort storing Effect Mogelijke oorzaken Oplossing Temperatuurverschil in het zonnecircuit te hoog / te hoge aanvoertemperatuur / te snel hoge collectortemperatuur Opbrengst zonne-energie te laag Defecte temperatuursensor of regelaarfunctie. of schade aan installatie. Lucht in systeem. Instellingen temperatuursensor en regelaar controleren. Ontlucht de installatie. Debiet te klein. Doorstroomhoeveelheid controleren / instellen. Verstopte leiding. Leidingen controleren / spoelen.
Bijlage Bijlage ISM 1 24V 230V AC 230V R2 R1 R3 TB L N PE L N PE BUS NTC1 NTC2 NTC3 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 2 3 4 5 6 B B L N PE SP PE T1 T2 BUS 230V AC WW System 1 HK Option E WWKG GZT TWM T1 T ZP HP PE RV RV Z SF SB SP T2 RE RV KW WSS 6 720 615 095-05.
Bijlage 22 Design-zonnestation – 6 720 804 401 (2012/12)
Bijlage Design-zonnestation – 6 720 804 401 (2012/12) 23