Operation Manual

10
Via dit paneel kunt u de scanconfiguraties controleren, een scan starten en de
scanconfiguraties wijzigen.
1. Om een scanconfiguratie te controleren, klikt u met de rechtermuisknop op het
gewenste functiepictogram. Het venster Button Properties (Knopeigenschappen)
met de voorgeconfigureerde scanconfiguratie verschijnt.
2. Om een scan te starten, klikt u op het gewenste functiepictogram. De scanner
begint te scannen en levert het gescande document af bij de door u geselecteerde
bestemmingstoepassing.
3. Om een scanconfiguratie te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het
gewenste functiepictogram. Het venster Button Properties (Knopeigenschappen)
verschijnt, waarin u de knopfunctie en de bijbehorende instellingen kunt
aanpassen.
4. Om door alle 9 knoppen heen te lopen, klikt u op de pijltoetsen.
5. Om het Knoppenpaneel te sluiten, klikt u op de knop Sluiten () in het
Knoppenpaneel.