Operation Manual
29
Voorinstellingen: er zijn presets beschikbaar waarmee de projector wordt
geoptimaliseerd voor computerpresentaties, filmbeelden en videobeelden.
Er zijn tevens door de gebruiker instelbare
presets beschikbaar. U kunt een
preset instellen voor de huidige bron door het beeld af te stellen,
Instellingen opslaan te selecteren in het menu Voorinstellingen en
vervolgens Voorinstellingen gebruiker 1 opslaan (of 2 of 3) te selecteren.
U kunt deze instellingen in de toekomst terughalen
door de voorinstelling
Gebruiker 1 te selecteren. Als u Voorinstellingen gebruiker selecteert en het
beeld verder aanpast, wordt automatisch Voorinstellingen uit geselecteerd
in het menu Voorinstellingen om aan te geven dat wijzigingen zijn
aangebracht.
Om terug te keren naar de standaard fabriekswaarden, kiest u
Fabriekswaarden onder Instellingen > Service.
Geavanceerde instellingen
Scherpte: hiermee wijzigt u de scherpte van de randen van een videobeeld.
Selecteer een scherpte-instelling.
Kleurruimte: deze
optie geldt voor computer- en Component-videobronnen
(behalve 480i/576i). Hiermee selecteert u een kleurruimte die specifiek op
het invoersignaal is afgestemd. Als u Auto selecteert, stelt de projector
automatisch de standaard vast. Als u een andere instelling wilt kiezen,
schakelt u Auto uit en kiest u vervolgens RGB voor computerbronnen, RGB
Video voor HDMI-computerbronnen, of REC709 of REC601 voor
Component-videobronnen.
Kleurtemperatuur: hiermee wijzi
gt u de intensiteit van de kleuren. Selecteer
een waarde in de lijst of selecteer Gebruiker om de intensiteit van de
kleuren rood, groen en blauw afzonderlijk bij te stellen.
Voorinstellingen (Presets)
Instellingen opslaan
Scherpte
Kleurruimte
Kleurtemperatuur