Operation Manual
7
De projector positioneren
Bij het bepalen van de plaats van de projector moet u rekening houden met het
formaat en de vorm van het scherm, de plaats van stopcontacten en de afstand
tussen de projector en andere apparatuur. Hier zijn enkele algemene richtlijnen:
• Plaats de projector op een vlak oppervlak
in een rechte hoek t.o.v. het scherm.
De projector (met de standaardlens) moet minstens 91,44 cm van het
projectiescherm staan.
• Plaats de projector binnen 3m van een stroombron en binnen 1,8m van een
videoapparaat (tenzij u gebruik maakt van verlengsnoeren). Plaats de projector
niet dichter dan 15cm van een muur of ander object, zodat u altijd goed
toegang heeft tot de kabels.
• Plaats de projector op de gewenste afstand tot het scherm.
De afstand van de
projectorlens tot het scherm, de zoominsteling en het videoformaat bepalen de
grootte van het geprojecteerde beeld.
• Bij de standaardlens die met de projector wordt geleverd, verdwijnt het beeld
onder een bepaalde hoek. De verschuifoptie van de lens zorgt er echter voor
dat de beeldverplaatsing variabel is.
• Het verticale verplaatsingsbereik voor het beeld van alle projectoren is 50 % -
110 % (standaard 80 %) en de horizontale verplaatsing is +/- 10 % (standaard 0
%). Bij een verplaatsing van 110 % blijft 10 % van de hoogte van het beeld
boven het midden van de lens in een tafelconfiguratie. Bij een verplaatsing van
50% blijft 50% van de hoogte van het beeld boven het midden van de lens in
een tafelconfiguratie.
De verticale beeldverplaatsing is 50 – 110 %
lensmidden
110 % verplaatsing
50% verplaatsing
De horizontale beeldverplaatsing is +/- 10 %