User manual

38
Nederlands
Op het display verschijnt nu , , en een getal
(0 – 255).
= helderheid rood
= helderheid groen
= helderheid blauw
6) Selecteer met de toets ENTER een voor een de
kleuren en stel telkens de helderheid in met de
toets UP of DOWN.
7)
Om een andere wittint op te vragen of de in-
stellingen van een andere geheugenplaats te
wijzigen, drukt u op de toets MENU, zodat het
geheugenplaatsnummer opnieuw wordt weerge-
geven. Herhaal dan de bedieningsstappen 4 6.
Opmerking: Als de schijnwerper in deze modus uit- en
opnieuw ingeschakeld wordt, blijft hij donker. De ge wenste
wittint of de individuele kleurtint moet opnieuw geselec-
teerd worden.
5.1.3 Muzieksturing
Voor een muziekgestuurde kleurenwisseling en voor
de werking van een muziekgestuurde stroboscoop
is in de schijnwerper een microfoon ingebouwd.
1) Druk enkele keren op de toets MENU tot u zich
in het bovenste menuniveau bevindt.
2) Druk enkele keren op de toets UP of DOWN tot
op het display verschijnt.
3)
Druk op de toets ENTER. Op het display verschijnt
de laatst geselecteerde modus:
= muziekgestuurde kleurwissel
= muziekgestuurde stroboscoop
4)
Selecteer met de toets UP of DOWN de ge wenste
modus.
Belangrijk: Als de schijnwerper na het uit- en in-
schakelen opnieuw muziekgestuurd moet werken,
verlaat dan het menu-item of niet met
de toets MENU.
5.1.4 Showprogramma’s en scènereeks
10 showprogramma’s ( ) zijn in de
schijnwerper opgeslagen. Bovendien kunnen 10 scè-
nereeksen ( ) met maximaal 30 scènes
zelf geprogrammeerd worden (
hoofdstuk 5.1.5).
De showprogramma’s en scènereeksen kunnen als
volgt worden gestart:
1) Druk enkele keren op de toets MENU tot u zich
in het bovenste menuniveau bevindt.
2) Druk enkele keren op de toets UP of DOWN tot
op het display verschijnt.
3)
Druk op de toets ENTER. Op het display verschijnt
nu het laatst opgeroepen showprogramma
( ) of de laatst opgeroepen scène-
reeks ( ).
4) Selecteer het showprogramma of de scènereeks
met de toets UP of DOWN.
5.1.5 Scènereeksen programmeren
U kunt heel eenvoudig 10 scènereeksen program-
meren. Een scènereeks kan uit maximaal 30 scènes
bestaan die herhaald wordt afgespeeld. Voor elke
scène kunt u de kleur samen met de helderheid
instellen, de stroboscoopfunctie met variabele flits-
frequentie inschakelen, de duur van de scène en de
mengtijd vastleggen.
1) Druk enkele keren op de toets MENU tot u zich
in het bovenste menuniveau bevindt.
2) Druk enkele keren op de toets UP of DOWN tot
op het display verschijnt.
3)
Druk op de toets ENTER. Op het display verschijnt
het nummer van de scènereeks die het laatst werd
gewijzigd ( )..
4) Selecteer het nummer waaronder de scènereeks
moet worden opgeslagen, met de toets UP of
DOWN en druk op de toets ENTER. Op het dis-
play verschijnt het nummer van de eerste scène
( ).
5)
Door verschillende keren op de toets ENTER te
drukken, worden na elkaar volgende instelfunc-
ties opgeroepen:
= helderheid rood
= helderheid groen
= helderheid blauw
= flitsfrequentie van de stroboscoop
= duur van de scène (time) in seconden
= mengtijd (fade)
Stel met de toets UP of DOWN de gewenste
waarde in.
6)
Nadat de eerste scène ingesteld is, drukt u op
de toets MENU. Op het display wordt opnieuw
het scènenummer weergegeven. Selecteer met
de toets UP de tweede scène, druk op de toets
ENTER, stel de scène in en herhaal de procedure
voor alle volgende scènes. Als niet alle 30 scène-
nummers nodig zijn, stelt u bij de niet-gebruikte
scènenummers de duur van de scène
in op nul.
5.2 Meerdere schijnwerpers synchroon
besturen (master-slavemodus)
U kunt meerdere PARC-56 / RGB of PARC-64 / RGB
aaneensluiten. Het centrale apparaat (Master) kan
alle nevenapparaten (Slave) synchroon sturen.
1)
Verbind de schijnwerpers via de DMX-aanslui-
tingen met elkaar in een ketting. Zie hiervoor
hoofdstuk 5.3.1 “DMX-aansluiting”, maar zon-
der bedieningsstap 1 in acht te nemen.
2)
De nevenapparaten die u van op het centrale ap-
paraat moet regelen, moeten als nevenapparaat
worden ingesteld: