User manual
37
Nederlands
1.
Bevestig de schijnwerper via de montagebeugels
(6), bv. met een stabiele montageschroef of een
spotlichthouder (C-haak) aan een traverse.
Voor het uitlijnen van de schijnwerper draait
u de twee bevestigingsschroeven (5) van de mon-
tagebeugels los. Stel de gewenste hellingshoek
van de schijnwerper in en draai de schroeven
weer vast.
2. De schijnwerper kan ook vrij worden opgesteld:
Spreid de montagebeugels onder de schijnwer-
per zodanig dat ze als steunen dienen. Haal de
bevestigingsschroeven daarna aan.
4.2 Afschermplaat
Om de lichtbundel te versmallen, kunt u de afscherm-
plaat (toebehoren) gebruiken:
Afschermplaat geschikt voor
PARC-56B
PARC-56 / RGB
PARC-64B PARC-64 / RGB
Schuif de plaat in de buitenste rails vooraan op de
schijnwerper en bevestig met de klem (2), zodat ze
er niet uit valt. Als bijkomende bevestiging draait u
de vier meegeleverde schroeven in de draadgaten
van de plaathouder.
4.3 Inschakelen
OPGELET Kijk niet rechtstreeks in de lichtbron
gedurende lange tijd, omdat dit de
ogen kan beschadigen.
Weet dat stroboscoopeffecten en zeer
snelle lichtwisselingen bij fotosensi-
bele mensen en epileptici epileptische
aanvallen kunnen veroorzaken!
Plug de stekker van het netsnoer (4) in een stopcon-
tact (230 V/ 50 Hz). De schijnwerper is hiermee inge-
schakeld. Op het display (8) verschijnt het laatst gese-
lecteerde menupunt dat na 30 seconden verdwijnt.
Zodra u op een van de bedieningstoetsen(7) drukt,
wordt het opnieuw 30 seconden lang weergegeven.
5 Bediening
De bedieningstoetsen MENU, ENTER, UP en DOWN
(7) dienen voor het selecteren van de be drijfsmodus
en verschillende functies. De menu structuur op de
pagina’s 62 en 63 toont hoe de modussen en
functies geselecteerd worden.
5.1 Autonoom bedrijf
5.1.1 Kleurenstraler en stroboscoop
In deze modus straalt de schijnwerper constant in
een instelbare kleur. Daarnaast kunt u ook de stro-
boscoopfunctie inschakelen.
1) Druk enkele keren op de toets MENU tot u zich
in het bovenste menuniveau bevindt (in de me-
nustructuur op de pagina’s 62 en 63 helemaal
links).
2) Druk enkele keren op de toets UP of DOWN tot
op het display verschijnt.
3)
Druk op de toets ENTER. Op het display verschijnt
nu , , of en een getal.
= helderheid rood (0 – 255)
= helderheid groen (0 – 255)
= helderheid blauw (0 – 255)
= flitsfrequentie (0 – 20) van de stroboscoop
4)
Selecteer met de toets ENTER een voor een de vier
instelfuncties en stel met de toets UP of DOWN
telkens de helderheid of de flitsfrequentie in.
Tip: Bij het instellen van de helderheid van kleuren rood,
groen en blauw wijzigt niet alleen de helderheid ervan,
maar bij een kleurmenging ook de tint. Stel daarom
eerst de kleur die moet domineren, in op de gewenste
helderheid, en meng daarna de andere twee kleuren
erbij. Als het resultaat van de kleurmenging wit moet
zijn, stelt u eerst de helderheid van de kleur groen in,
omdat deze het meest helder is voor het oog. Meng dan
met rood naar geel en ten slotte met blauw naar wit.
Belangrijk: Vóór uitschakelen van de schijnwerper
verlaat u het menu-item voor een kleur of voor de
flitsfrequentie niet met de toets MENU. Anders blijft
de schijnwerper donker na opnieuw inschakelen.
5.1.2 Verschillende wittinten
11kleurtintenopslaan
In deze modus straalt de schijnwerper wit licht af.
Er zijn 11 verschillende wittinten opgeslagen, die
evenwel gewijzigd kunnen worden. Voor elke wittint
kunt u de helderheid voor de kleuren rood, groen
en blauw afzonderlijk instellen, zodat deze modus
ook gebruikt kan worden voor het opslaan van
11individuele tinten.
1)
Druk enkele keren op de toets MENU tot u zich in
het bovenste menuniveau bevindt (in de menu-
structuur op de pagina’s 62 en 63 helemaal
links).
2) Druk enkele keren op de toets UP of DOWN tot
op het display verschijnt.
3)
Druk op de toets ENTER. Op het display wordt nu
een van de 11 geheugenplaatsen weergegeven
( … ) en de schijnwerper straalt in de
bijbehorende wittint.
4)
Selecteer met de toets UP of DOWN de gewenste
wittint of selecteer de geheugenplaats waarvan
de instellingen gewijzigd moeten worden.
5) Om een instelling te wijzigen, drukt u na selec-
teren van de geheugenplaats op de toets ENTER.