User manual

46
Nederlands
2)
Op het laatste apparaat schroeft u de bij-
geleverde beschermkap op de koppeling
van de kabel POWER OUT. De kabel voert
net spanning!
3) Plug de netstekker van het eerste apparaat in
een stopcontact (230 V/ 50 Hz).
3.3.2 PARC-100 / RGB
Voor de voedingsspanning is het apparaat uitge-
rust met Powercon-aansluitingen.
OPGELET! Een Powercon-stekker mag niet onder
spanning worden ingeplugd of uitgetrokken.
Breng daarom steeds eerst de Powercon-ver-
binding tot stand, dan de verbinding met het
stopcontact en maak de verbinding met het stop-
contact steeds vóór de Powercon-verbinding los.
Verbind de netaansluiting POWER IN via het bij-
geleverde netsnoer met een stopcontact (230 V/
50 Hz). Draai de blauwe Powercon-stekker van
de kabel na inpluggen in de netaansluiting naar
rechts, zodat hij vergrendelt. Om hem er later
weer uit te trekken, trekt u de vergrendeling van
de stekker naar achteren en draait u de stekker
naar links.
Voedingsspanning voor meerdere
PARC-100 / RGB-apparaten
Bij gebruik van meerdere PARC-100 / RGB-appa-
raten kunt u de jack POWER OUT van het eerste
apparaat verbinden met de netaansluiting POWER
IN van het tweede apparaat verbinden. Gebruik
hiervoor een netsnoer met Powercon-stekkers
(NAC-3FCB en NAC-3FCA). Verbind het tweede
apparaat op dezelfde manier met het derde etc.
tot alle apparaten in een ketting zijn aangesloten.
Op deze wijze mag u maximaal 19 apparaten
met elkaar verbinden. De aansluiting POWER OUT
kan ook voor de voedingsspanning van andere
(lichteffect-) apparaten worden gebruikt.
OPGELET! De kabels en de netstekker mogen
niet met meer dan 10 A worden belast, anders
kan door overbelasting brand ontstaan.
4 Bediening
Het selecteren van de bedrijfsmodus en de ver-
schillende functies gebeurt via een menu met de
toetsen MENU, ENTER, UP en DOWN. De figuur
14 de pagina’s 78 en 79 toont hoe de modussen
en functies via het menu worden geselecteerd en
op het display weergegeven.
4.1 Autonoom bedrijf
4.1.1 Kleurenstraler en stroboscoop
In deze modus straalt de schijnwerper constant
in een instelbare kleur. Daarnaast kunt u ook de
stroboscoopfunctie inschakelen.
1)
Druk enkele keren op de toets MENU tot u
zich in het bovenste menuniveau bevindt (in
de menustructuur op de pagina’s 78 en 79
helemaal links).
2) Druk enkele keren op de toets UP of DOWN
tot op het display verschijnt.
3) Druk op de toets ENTER. Op het display ver-
schijnt nu , , of en een getal.
= helderheid rood (0 255)
= helderheid groen (0 255)
= helderheid blauw (0 255)
= flitsfrequentie (0 0) van de stroboscoop
4)
Selecteer met de toets ENTER een voor een
de vier instelfuncties en stel met de toets UP
of DOWN telkens de helderheid of de flitsfre-
quentie in.
Tip: Bij het instellen van de helderheid van kleuren
rood, groen en blauw wijzigt niet alleen de helderheid
ervan, maar bij een kleurmenging ook de tint. Stel
daarom eerst de kleur die moet domineren, in op de
gewenste helderheid, en meng daarna de andere twee
kleuren erbij. Als het resultaat van de kleurmenging
wit moet zijn, stelt u eerst de helderheid van de kleur
groen in, omdat deze het meest helder is voor het
oog. Meng dan met rood naar geel en ten slotte met
blauw naar wit.
Belangrijk: Vóór uitschakelen van de schijnwerper
verlaat u het menu-item voor een kleur of voor de
flitsfrequentie niet met de toets MENU. Anders blijft
de schijnwerper donker na opnieuw inschakelen.
4.1.2 Verschillende wittinten
11 kleurtinten opslaan
In deze modus straalt de schijnwerper wit licht
af. Er zijn 11 verschillende wittinten opgeslagen,
die evenwel gewijzigd kunnen worden. Voor elke
wittint kunt u de helderheid voor de kleuren rood,
groen en blauw afzonderlijk instellen, zodat deze
modus ook gebruikt kan worden voor het opslaan
van 11 individuele tinten.
1)
Druk enkele keren op de toets MENU tot u
zich in het bovenste menuniveau bevindt (in
de menustructuur op de pagina’s 78 en 79
helemaal links).
2) Druk enkele keren op de toets UP of DOWN
tot op het display verschijnt.