Operation Manual

24 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Grenzen van het werkgebied
Als het werkgebied wordt begrensd door bijvoorbeeld
een muur of hek, moet de begrenzingsdraad 30 cm
vanaf het obstakel worden gelegd. Dit vermijdt dat de
robotmaaier op een obstakel botst en de kap snel
verslijt.
Ongeveer 20 cm rond het vaste obstakel zal niet
worden gemaaid.
Als de randen van het werkgebied aan een kleine
greppel, zoals bij een bloembed, een kleine
verhoging of een lage stoeprand (3-5 cm) liggen,
moet de begrenzingsdraad 20 cm binnen het
werkgebied worden gelegd. Op die manier rijden de
wielen niet in de greppel of op de stoep.
Ongeveer 12 cm gras langs de greppel/stoeprand
wordt niet gemaaid.
Als het werkgebied aan een vlak tegelpad of
gelijkaardige constructie grenst, is het mogelijk om de
robotmaaier een eindje over het pad te laten rijden.
De begrenzingsdraad moet dan 5 cm vanaf de rand
van het pad worden gelegd.
Al het gras langs het tegelpad wordt gemaaid.
Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door
een vlakke stoep, is het mogelijk om de robotmaaier
over het pad te laten rijden. Het kan voordelig zijn om
de begrenzingsdraad onder de tegels te leggen. De
begrenzingsdraad kan ook in de voeg tussen de
tegels worden gelegd.
Let op: De robotmaaier mag nooit over grind, mulch
of soortgelijk materiaal rijden, omdat de bladen
hierdoor kunnen worden beschadigd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Als het werkgebied aan een waterpartij,
helling, afgrond of openbare weg grenst,
moet behalve de begrenzingsdraad ook een
rand of iets dergelijks worden geplaatst. Die
moet in dat geval minimaal 15 cm hoog zijn.
Dit zorgt ervoor dat de robotmaaier nooit
buiten het werkgebied terecht kan komen.
3012-940
3012-941
3012-942
Min.
15cm
3012-943
3018-046