HP ProBook Gebruikershandleiding
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel Corporation in de Verenigde Staten en andere landen of regio's. Java is een in de Verenigde Staten gedeponeerd handelsmerk van Sun Microsystems, Inc. Microsoft, Windows en Windows Vista zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
Kennisgeving aangaande de veiligheid WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen van de computer niet, om de kans op letsel door hitte of oververhitting van de computer te beperken. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een ernaast staande printer, of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een dik kleed of kleding).
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave 1 Voorzieningen Hardware herkennen ............................................................................................................................ 1 Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 1 Touchpad ............................................................................................................ 1 Lampjes ....................................................................................
Actuele netwerkbeveiligingscodes zijn niet beschikbaar ................................................... 33 Verbinding met een draadloos netwerk is zeer zwak ........................................................ 34 Kan geen verbinding maken met de draadloze router ....................................................... 34 Modem gebruiken (alleen bepaalde modellen) .................................................................................. 35 Modemkabel aansluiten ................................
Optische schijf (cd, dvd of bd) verwijderen ........................................................................ 57 Problemen oplossen .......................................................................................................... 58 De lade van de optischeschijfeenheid gaat niet open bij het verwijderen van een cd, dvd of bd ............................................................................................... 58 De optischeschijfeenheid wordt niet gedetecteerd .....................
Stap 1: laad de accu volledig op ....................................................................... 77 Stap 2: schakel de energiebesparende voorzieningen uit ................................ 78 Stap 3: ontlaad de accu .................................................................................... 79 Stap 4: laad de accu volledig op ....................................................................... 80 Stap 5: schakel de energiebesparende voorzieningen weer in .........................
Smart Card plaatsen ........................................................................................................ 110 Smart Card verwijderen ................................................................................................... 110 9 Geheugenmodules Geheugenmodule in het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule plaatsen of vervangen ............ 113 Geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden ....................................
13 Computer Setup Computer Setup starten ................................................................................................................... 149 Computer Setup gebruiken .............................................................................................................. 149 Navigeren en selecteren in Computer Setup ................................................................... 149 Fabrieksinstellingen in Computer Setup herstellen ...............................................
1 Voorzieningen Hardware herkennen De samenstelling van de computer verschilt per regio/land en per model. Op de afbeeldingen in dit hoofdstuk worden de standaardvoorzieningen van de meeste computermodellen weergegeven. U geeft als volgt een overzicht weer van de hardware die in de computer is geïnstalleerd: 1. Selecteer Start > Computer > Systeemeigenschappen. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Apparaatbeheer. Met Apparaatbeheer kunt u ook hardware toevoegen of apparaatconfiguraties wijzigen.
Onderdeel Beschrijving (1) EasyPoint-muisbesturing (alleen bepaalde modellen)* Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel "cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of activeren. (2) Linkerknop van de EasyPoint-muisbesturing (alleen bepaalde modellen)* Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis. (3) Touchpad* Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel "cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
Lampjes OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel Beschrijving (1) ● Blauw: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie (alleen bepaalde modellen), zoals een WLANapparaat (draadloosnetwerkadapter), de HP module voor mobiel breedband en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld. ● Oranje: alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld. ● Aan: de computer staat aan. ● Knipperend: de computer staat in de slaapstand.
Onderdeel Beschrijving computer volledig zijn opgeladen. Als de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron, blijft het lampje uit tot de accu in de computer bijna leeg is. (4) (5) Schijfeenheidlampje QuickLook-lampje ● Turkoois knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen van de vaste schijf of een optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen). ● Oranje: de interne vaste schijf is tijdelijk geparkeerd met HP 3D DriveGuard.
Onderdeel Beschrijving (1) ● Blauw: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie (alleen bepaalde modellen), zoals een WLANapparaat (draadloosnetwerkadapter), de HP module voor mobiel breedband en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld. ● Oranje: alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld. ● Aan: de computer staat aan. ● Knipperend: de computer staat in de slaapstand. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de hibernationstand.
Onderdeel Beschrijving (4) ● Turkoois knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen van de vaste schijf of een optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen). ● Oranje: de interne vaste schijf is tijdelijk geparkeerd met HP 3D DriveGuard. ● Aan: de computer is ingeschakeld of HP QuickLook is in gebruik. ● Knipperend: wanneer op de QuickLook-knop wordt gedrukt, knippert het lampje vijf keer en wordt HP QuickLook geopend.
Onderdeel Beschrijving (1) ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/ uit-knop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u op de aan/ uit-knop om de computer uit te schakelen. ● Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen. ● Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de hibernationstand te beëindigen.
8 Onderdeel Beschrijving (3) ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op deze knop om HP QuickWeb te openen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u op deze knop om de standaardwebbrowser te openen. QuickWeb-knop (4) Knop voor draadloze communicatie Hiermee kunt u de voorziening voor draadloze communicatie in- en uitschakelen, maar geen draadloze verbinding tot stand brengen. (5) Knop Geluid uit Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
Onderdeel Beschrijving ● Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen. ● Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de hibernationstand te beëindigen. Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van Windows geen effect hebben, houdt u de aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Toetsen OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. 10 Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets of de esctoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets of de esctoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer. (4) Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de aanwijzer staat.
Onderdeel Beschrijving (2) Beeldschermontgrendeling Hiermee opent u de computer. (3) Lampje voor draadloze communicatie ● Blauw: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie (alleen bepaalde modellen), zoals een WLANapparaat (draadloosnetwerkadapter), de HP module voor mobiel breedband en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld. ● Oranje: alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld. ● Aan: de computer staat aan. ● Knipperend: de computer staat in de slaapstand.
Onderdeel Beschrijving (1) Ondersteunt de volgende types optionele digitale kaarten: Mediakaartlezer ● Memory Stick ● Memory Stick Pro ● Memory Stick Duo (adapter vereist) ● Memory Stick Duo Pro (adapter vereist) ● MultiMediaCard ● MultiMediaCard Plus ● Secure Digital-geheugenkaart (SD) ● SDHC-geheugenkaart (Secure Digital High Capacity) ● microSD-geheugenkaart (adapter vereist) ● xD-Picture Card (2) Upgraderuimte Hierin kunt u een optischeschijfeenheid of een vaste schijf plaatse
Onderdeel Beschrijving ● Memory Stick Duo (adapter vereist) ● Memory Stick Duo Pro (adapter vereist) ● MultiMediaCard ● MultiMediaCard Plus ● Secure Digital-geheugenkaart (SD) ● SDHC-geheugenkaart (Secure Digital High Capacity) ● microSD-geheugenkaart (adapter vereist) ● xD-Picture Card (2) Upgraderuimte Hierin kunt u een optischeschijfeenheid of een vaste schijf plaatsen. (3) USB-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan.
Onderdeel Beschrijving (5) eSATA/USB-poort Hierop sluit u een hoogwaardige eSATA-component aan, zoals een externe eSATA-schijfeenheid of een optioneel USB-apparaat. (6) Audio-ingang (microfoon) Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon, stereomicrofoonarray of monomicrofoon aansluiten.
Onderdeel Beschrijving (2) RJ-11-modemconnector Hierop kunt u een modemkabel aansluiten. (3) RJ-45-netwerkconnector Hierop kunt u een netwerkkabel aansluiten. (4) Externemonitorpoort Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector aansluiten. (5) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten. Onderdelen aan de onderkant Onderdeel Beschrijving (1) SIM-slot Bevat een SIM-kaart (Subscriber Identity Module) voor draadloze communicatie (alleen bepaalde modellen).
Onderdeel Beschrijving (7) Vasteschijfruimte Bevat de vaste schijf. (8) Geheugenmodulecompartiment Bevat een slot voor een geheugenuitbreidingsmodule. (9) Bluetooth-compartiment Hierin bevindt zich een Bluetooth-apparaat. (10) Upgraderuimte Hierin kunt u een optischeschijfeenheid of een vaste schijf plaatsen. (11) Compartiment voor draadloze communicatie Hierin bevindt zich een HP module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen) en een WLAN-module (alleen bepaalde modellen).
Onderdeel Beschrijving OPMERKING: als zich naast elke microfoonopening een microfoonsymbool bevindt, heeft de computer interne microfoons. (2) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik. (3) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. (4) Interne beeldschermschakelaar Wanneer u het beeldscherm dicht doet terwijl de computer aan staat, wordt deze schakelaar ingedrukt.
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte van de publicatie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu in Help en ondersteuning dat van toepassing is op uw land/regio. Deze voorschriften vindt u in Help en ondersteuning. Aanvullende hardwareonderdelen Onderdeel Beschrijving (1) Netsnoer* Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een stopcontact. (2) Netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom.
Onderdeel (1) Productnaam (2) Serienummer (3) Productnummer (4) Garantieperiode (5) Modelbeschrijving (alleen bepaalde modellen) Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning. Het label met het serienummer bevindt zich aan de onderkant van de computer. 20 ● Certificaat van echtheid van Microsoft®: bevat de Windows-productcode. U kunt de productcode nodig hebben wanneer u het besturingssysteem wilt updaten of problemen met het systeem wilt oplossen.
2 Draadloze communicatie, modem en lokaal netwerk Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven.
Raadpleeg de informatie en de koppelingen naar websites in Help en ondersteuning als u meer wilt weten over draadloze technologie. Pictogrammen voor draadloze communicatie en netwerken herkennen Pictogram Naam Beschrijving Draadloze communicatie (ingeschakeld) Geeft de locatie van de lampjes en de knop voor draadloze communicatie op de computer aan.
ingeschakeld. Wanneer de lampjes voor draadloze communicatie oranje zijn, zijn alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld. Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn geactiveerd, kunt u de knop voor draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit te schakelen.
– of – Selecteer Start > Alle programma's > HP > HP Connection Manager. Raadpleeg de helpfunctie van de Connection Manager-software voor meer informatie. Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken Ook sommige besturingssystemen bieden de mogelijkheid om de geïntegreerde apparaten voor draadloze communicatie en de draadloze verbinding te beheren.
WLAN-apparaat gebruiken (alleen bepaalde modellen) Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos netwerk (WLAN), dat bestaat uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een draadloos toegangspunt. OPMERKING: De termen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar gebruikt.
Draadloze netwerken in openbare zones, of "hotspots", zoals café's en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Er worden nieuwe technologieën ontwikkeld door fabrikanten van draadloze apparatuur en hotspotproviders die de openbare omgeving veiliger en anoniemer maken. Als u zich zorgen maakt om de beveiliging van uw computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten het beste beperken tot niet-kritieke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op het internet.
Verbinding maken met een draadloos netwerk Ga als volgt te werk om verbinding met het WLAN te maken: 1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, branden de lampjes voor draadloze communicatie (blauw). Als de lampjes oranje zijn, drukt u op de knop voor draadloze communicatie. 2. Selecteer Start > Verbinding maken met. 3. Selecteer uw draadloze netwerk in de lijst en typ vervolgens de netwerkbeveiligingssleutel, indien vereist.
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen) HP mobiel breedband stelt het apparaat in staat gebruik te maken van WWAN's (wireless wide area networks) om toegang te krijgen tot internet vanaf meer plaatsen en binnen grotere gebieden dan mogelijk is met WLAN's. Voor gebruik van HP mobiel breedband heeft u een mobielnetwerkexploitant nodig (aanbieder van mobiele netwerkdiensten genoemd). In de meeste gevallen is dat een beheerder van een netwerk voor mobiele telefonie.
U plaatst een SIM-kaart als volgt: 1. Schakel de computer uit. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem. 2. Sluit het beeldscherm. 3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten. 4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact. 5. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact. 5. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe. 6. Verwijder de accu. 7. Druk de SIM-kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2). 8. Plaats de accu terug. 9. Zet de computer weer rechtop en sluit vervolgens de externe voedingsbron en de externe apparaten weer aan. 10. Zet de computer aan.
Draadloos Bluetooth-apparaat gebruiken Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging van de traditionele communicatie via fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals: ● computers (desktop- en notebookcomputers, PDA's) ● telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, gecombineerde GSM/PDA's (smart phones)) ● beeldverwerkingsapparatuur (printers, camera's) ● geluidsapparatuur (headsets, luidsprekers) Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer
Problemen met een draadloos netwerk oplossen Enkele mogelijke oorzaken van problemen met draadloze verbindingen zijn: ● Een apparaat voor draadloze communicatie is niet correct geïnstalleerd of is uitgeschakeld. ● Er is een storing opgetreden in een apparaat voor draadloze communicatie of router. ● De netwerkconfiguratie (SSID of beveiliging) is gewijzigd. ● Signalen van het apparaat voor draadloze communicatie worden verstoord door andere apparaten.
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk Windows kan automatisch een beschadigde verbinding met een draadloos netwerk herstellen. ● Als zich in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk een pictogram voor de netwerkstatus bevindt, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram en klikt u vervolgens op Diagnose en herstel in het menu. Windows reset uw netwerkapparaat en probeert opnieuw verbinding te maken met een van de voorkeursnetwerken.
moet u over de juiste codes beschikken. De SSID en de netwerksleutel zijn alfanumerieke codes die u invoert in de computer om uw computer kenbaar te maken bij het netwerk. ● Voor een netwerk dat is verbonden met uw persoonlijke draadloze router, raadpleegt u de gebruikershandleiding bij de router voor instructies aangaande het instellen van dezelfde codes op de router en het WLAN-apparaat.
Als de computer nog geen verbinding maakt met het draadloze netwerk, start u de draadloze router opnieuw op. Raadpleeg de instructies van de routerfabrikant voor nadere informatie. Modem gebruiken (alleen bepaalde modellen) Het modem moet zijn aangesloten op een analoge telefoonlijn met een (afzonderlijk aan te schaffen) 6-pins RJ-11-modemkabel. In bepaalde landen of regio's is ook een (afzonderlijk aan te schaffen) landof regiospecifieke modemkabeladapter vereist.
2. Sluit de modemkabel aan op de RJ-11-telefoonaansluiting in de wand (2). Land- of regiospecifieke modemkabeladapter aansluiten Telefoonaansluitingen verschillen per land of regio. Als u het modem en de (afzonderlijk aangeschafte) modemkabel wilt gebruiken in een ander land of een andere regio dan het land of de regio waarin u de computer heeft gekocht, moet u een (afzonderlijk aan te schaffen) land- of regiospecifieke modemkabeladapter gebruiken.
Locatie-instelling selecteren Huidige instelling voor locatie weergeven Ga als volgt te werk om de huidige locatie-instelling voor het modem weer te geven: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm. 2. Klik op Klok, taal en regio. 3. Klik op Landinstellingen. 4. Uw locatie staat aangegeven onder Locatie.
Nieuwe locaties toevoegen voor gebruik van het modem in het buitenland Standaard is voor het modem als locatie alleen de locatie-instelling voor het land of de regio beschikbaar waar u de computer heeft gekocht. Wanneer u naar verschillende landen of regio's reist, kunt u het geïntegreerde modem instellen op de locatie die voldoet aan de normen van het land of de regio waar u het modem gebruikt.
Problemen met verbindingen in het buitenland oplossen Als u problemen met de modemverbinding ondervindt wanneer u de computer in een ander land of een andere regio dan het land of de regio van aanschaf gebruikt, kunt u de volgende mogelijke oplossingen proberen. ● Controleer het type telefoonlijn. Het modem werkt alleen met een analoge telefoonlijn, niet met een digitale telefoonlijn. Bij een PBX-lijn gaat het doorgaans om een digitale lijn.
6. Schakel het selectievakje Op kiestoon wachten voordat het nummer wordt gekozen uit. 7. Klik twee keer op OK. Verbinding met een lokaal netwerk (LAN) Om verbinding te kunnen maken met een lokaal netwerk (LAN), is een (afzonderlijk aan te schaffen) 8pins RJ-45-netwerkconnector nodig.
3 Cursorbesturing en toetsenbord Cursorbesturing gebruiken Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen Via de eigenschappen voor de muis in Windows® kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de aanwijzer instellen. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Muis om Eigenschappen voor muis te openen.
De pictogrammen op de functietoetsen f3, f4 en f8 tot en met f10 vertegenwoordigen hun hotkeyfuncties. Hotkeyfuncties en procedures voor hotkeys worden beschreven in de volgende gedeelten. U kunt als volgt een hotkeyopdracht gebruiken op het toetsenbord van de computer: ● Druk kort op fn en druk vervolgens kort op de tweede toets van de hotkeyopdracht. – of – ● Houd fn ingedrukt, druk kort op de tweede toets van de hotkeyopdracht en laat vervolgens beide toetsen tegelijk los.
Hotkey Beschrijving fn+f8 Hiermee geeft u ladingsgegevens over alle geplaatste accu's weer. Op het scherm wordt zowel weergegeven welke accu's worden opgeladen als de resterende lading van elke accu. fn+f9 Hiermee verlaagt u de helderheid van het beeldscherm stapsgewijs. fn+f10 Hiermee verhoogt u de helderheid van het beeldscherm stapsgewijs.
HP QuickLook 3 gebruiken Met QuickLook 3 kunt u agenda-items, contactgegevens, gegevens uit Postvak IN en taakgegevens uit Microsoft Outlook opslaan op de vaste schijf van de computer. Wanneer de computer is uitgeschakeld, kunt u op de QuickLook-knop van de computer drukken om deze informatie te bekijken zonder te hoeven wachten tot het besturingssysteem is opgestart. Met QuickLook 3 kunt u contactgegevens, agendagegevens, e-mailgegevens en taken beheren zonder de computer te hoeven opstarten.
Onderdeel Beschrijving (2) Ingebed numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden gebruikt als een extern numeriek toetsenblok. (3) Num lk-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets, wordt het geïntegreerde numerieke toetsenbord in-/uitgeschakeld. Ingebed numeriek toetsenblok in- en uitschakelen Druk op fn+num lk om het ingebedde numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk nogmaals op fn+num lk om de toetsen weer normaal te kunnen gebruiken.
(1) Onderdeel Beschrijving Num lk-toets Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en numerieke functies op het geïntegreerde numerieke toetsenblok. OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld. (2) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Deze toetsen kunt u laten werken als de toetsen op een extern numeriek toetsenblok.
4 Multimedia Multimediavoorzieningen De computer bevat multimediavoorzieningen waarmee u muziek kunt beluisteren en afbeeldingen en foto's kunt bekijken.
◦ ● Als u het geluid harder wilt zetten, houdt u de knop Geluid harder (3) ingedrukt tot het gewenste geluidsvolume is bereikt. U kunt ook op de knop Geluid harder tikken. Volumeregeling van Windows: a. Klik op het pictogram Volume in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. b. U kunt het geluid harder of zachter zetten door de schuifregelaar omhoog of omlaag te schuiven. Klik op het pictogram Dempen om het geluid uit te schakelen. – of – a.
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware gebruiken U opent vooraf geïnstalleerde multimediasoftware als volgt: ▲ Selecteer Start > Alle programma's en open het multimediaprogramma dat u wilt gebruiken. OPMERKING: Sommige programma’s bevinden zich mogelijk in submappen. OPMERKING: Raadpleeg de instructies van de softwarefabrikant voor informatie over de software die bij de computer is geleverd.
Audio Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende audiovoorzieningen te gebruiken: ● muziek afspelen via de computerluidsprekers en/of aangesloten externe luidsprekers; ● geluid opnemen met de interne microfoons of een externe microfoon aansluiten; ● muziek downloaden van internet; ● multimediapresentaties maken met beeld en geluid; ● beeld en geluid overbrengen met expresberichtenprogramma's; ● radioprogramma's als audiostream ontvangen (alleen bepaalde modellen) of FM-radiosignalen ontvange
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt: 1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Geluidsrecorder. 2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op. 3. Open Windows Media Player en speel het geluid af. OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
Video Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende videovoorzieningen te gebruiken: ● films bekijken; ● spelletjes spelen via internet; ● afbeeldingen en video's bewerken voor presentaties; ● externe videoapparatuur aansluiten. Externe monitor of projector aansluiten De computer heeft een externemonitorpoort en een DisplayPort waarop u externe monitoren en projectoren kunt aansluiten.
▲ Als u een digitaal weergaveapparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de kabel van het apparaat aan op de DisplayPort. OPMERKING: Als een extern weergaveapparaat op de juiste wijze is aangesloten maar geen beeld geeft, drukt u op fn+f4 om het beeld naar het apparaat te schakelen. Door herhaaldelijk te drukken op fn+f4, schakelt u de weergave tussen het computerbeeldscherm en het externe weergaveapparaat.
Optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen) De computer kan ook een optischeschijfeenheid bevatten, die de functionaliteit van de computer vergroot. Met de optischeschijfeenheid kunt u gegevensschijven lezen, muziek afspelen en films bekijken. Optischeschijfeenheid herkennen ▲ Selecteer Start > Computer. U ziet een lijst met alle apparaten die zijn geïnstalleerd op de computer, waaronder de optischeschijfeenheid. Cd, dvd of bd afspelen 1. Zet de computer aan. 2.
Automatisch afspelen configureren 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Cd's of andere media automatisch afspelen. 2. Controleer of de optie Automatisch afspelen voor alle media en apparaten gebruiken is ingeschakeld. 3. Klik op Kies een standaardinstelling en selecteer daarna een van de beschikbare opties voor elk weergegeven mediatype. OPMERKING: Kies WinDVD voor het afspelen van dvd's. 4. Klik op Opslaan.
VOORZICHTIG: U beperkt het risico van verlies van gegevens of beschadiging van een schijf door de volgende richtlijnen in acht te nemen: Sluit de computer aan op een betrouwbare externe voedingsbron voordat u naar een schijf schrijft. Schrijf niet naar een schijf als de computer op accuvoeding werkt. Sluit alle programma's af voordat u naar de schijf begint te schrijven, behalve de schijfsoftware die u gebruikt.
● Dvd-spelers in huiskamersystemen ondersteunen gewoonlijk niet alle dvd-indelingen. Raadpleeg de handleiding bij de dvd-speler voor een overzicht van ondersteunde indelingen. ● Een MP3-bestand neemt minder ruimte in beslag dan muziekbestanden met andere indelingen, en het proces voor het maken van een MP3-schijf is gelijk aan het proces voor het maken van een gegevensbestand. MP3-bestanden kunnen alleen worden afgespeeld op MP3-spelers of op computers waarop MP3-software is geïnstalleerd.
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje. Problemen oplossen In de volgende gedeelten worden enkele veelvoorkomende problemen en mogelijke oplossingen beschreven.
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
● scannen op hardwarewijzigingen. Windows scant het systeem op geïnstalleerde hardware en installeert eventuele vereiste standaardstuurprogramma's. ● Klik op Eigenschappen om te zien of het apparaat correct werkt. ◦ Klik op Problemen oplossen om problemen te verhelpen. ◦ Klik op het tabblad Stuurprogramma om stuurprogramma's voor dit apparaat bij te werken, uit te schakelen of de installatie ervan ongedaan te maken.
Een schijf wordt niet automatisch afgespeeld 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Cd's of andere media automatisch afspelen. 2. Controleer of de optie Automatisch afspelen voor alle media en apparaten gebruiken is ingeschakeld. 3. Klik op Opslaan. Als u een cd, dvd of bd in de optischeschijfeenheid plaatst, moet die nu automatisch starten. Een film stopt, slaat stukken over of wordt niet naar behoren afgespeeld ● Maak de schijf schoon. ● Maak systeembronnen vrij.
● Als u een schijf kopieert, slaat u de informatie van de bronschijf op de vaste schijf op voordat u probeert de inhoud te branden op een nieuwe schijf. Brand daarna de nieuwe schijf vanaf de vaste schijf. ● Installeer het stuurprogramma voor het apparaat waarmee u schijven brandt opnieuw. Dit stuurprogramma bevindt zich in de categorie Dvd/cd-rom-stations in Apparaatbeheer. Een apparaatstuurprogramma moet opnieuw worden geïnstalleerd 1. Verwijder eventuele schijven uit de optischeschijfeenheid. 2.
U gebruikt de website van HP als volgt: 1. Open een webbrowser, ga naar http://www.hp.com/support en selecteer uw land of regio. 2. Klik op de optie voor het downloaden van software en stuurprogramma's en typ het nummer van uw computermodel in het productvak. 3. Druk op enter en volg de instructies op het scherm. Apparaatstuurprogramma's van Microsoft verkrijgen U kunt de recentste Windows-apparaatstuurprogramma's verkrijgen via Microsoft® Update.
Webcam (alleen bepaalde modellen) De computer heeft mogelijk een geïntegreerde webcam, die zich boven aan het beeldscherm bevindt. In combinatie met de vooraf geïnstalleerde software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken of een video op te nemen. U kunt de gemaakte foto of video-opname weergeven en op de vaste schijf van de computer opslaan. Als u de webcam en de HP webcamsoftware wilt gebruiken, selecteert u Start > Alle programma's > HP > HP Webcam.
● Saturation (Verzadiging): regelt de kracht van een kleur in het uiteindelijke beeld. Een hogere instelling voor verzadiging zorgt voor een meer uitgesproken beeld. Een lagere instelling voor verzadiging zorgt voor een subtieler beeld. ● Sharpness (Scherpte): regelt de definitie van randen in een beeld. Een hogere instelling voor scherpte zorgt voor een sterker gedefinieerd beeld. Een lagere instelling voor scherpte zorgt voor een zachter beeld.
5 Energiebeheer Opties voor energiebeheer instellen Standen voor energiebesparing gebruiken Voor de computer zijn standaard twee voorzieningen voor energiebesparing ingeschakeld: de slaapstand en de hibernationstand. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm leeggemaakt. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen. Het beëindigen van de slaapstand gaat sneller dan het beëindigen van de hibernationstand.
U beëindigt de slaapstand als volgt: ▲ Druk kort op de aan/uit-knop. Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en verschijnt uw werk op het punt waar u was gestopt met werken en de slaapstand werd geactiveerd. OPMERKING: als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen, moet u uw Windows-wachtwoord opgeven voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
3. Schakel onder Systeempictogrammen het selectievakje Energie uit om het pictogram van de Energiemeter te verbergen, of schakel het selectievakje Energie in om het pictogram van de Energiemeter weer te geven. 4. Klik op OK. Energiebeheerschema's gebruiken Een energiebeheerschema bestaat uit een reeks systeeminstellingen waarmee het energieverbruik van de computer wordt beheerd. U kunt energiebeheerschema’s gebruiken om energie te besparen of de prestaties van de computer te maximaliseren.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn. 4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen). 5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Power Assistant (Energie-assistent, alleen bepaalde modellen) gebruiken Met Power Assistant kunt u systeeminstellingen configureren om het stroomverbruik en de accuwerktijd van de computer te optimaliseren.
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig. ● wanneer u een accu oplaadt of kalibreert; ● wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast; ● wanneer u informatie naar een cd of dvd schrijft. Als u de computer aansluit op externe netvoeding, gebeurt het volgende: ● De accu laadt op. ● Als de computer is ingeschakeld, verandert het accupictogram in de taakbalk van vorm.
3. Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (3). Accuvoeding gebruiken Wanneer er zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Wanneer de computer is aangesloten op een externe netvoedingsbron, werkt de computer op netvoeding.
Informatie over accu's vinden in Help en ondersteuning Help en ondersteuning biedt de volgende hulpprogramma's voor en informatie over de accu: ● Battery Check (Accucontrole) om de prestaties van de accu te controleren; ● informatie over kalibratie, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te slaan om de levensduur van de accu te maximaliseren; ● informatie over soorten accu’s, specificaties, levensduur en capaciteit.
Accu plaatsen of verwijderen VOORZICHTIG: Bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en activeer de hibernationstand of schakel de computer uit via Windows voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan. U plaatst de accu als volgt: 1. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe. 2. Plaats de accu (1) in de accuruimte totdat de accu op zijn plaats zit.
3. Verwijder de accu uit de computer (2). Accu opladen WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig. De accu wordt opgeladen wanneer de computer is aangesloten op een externe voedingsbron via een netvoedingsadapter, een optionele voedingsadapter of een optioneel dockingapparaat. De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
● Oranje knipperend: een accu die de enige beschikbare voedingsbron is, is bijna leeg. Wanneer de accu een kritiek laag ladingsniveau bereikt, begint het acculampje snel te knipperen. ● Uit: als de computer is aangesloten op een externe voedingsbron, gaat het lampje uit wanneer alle accu's in de computer volledig zijn opgeladen. Als de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron, blijft het lampje uit tot de accu in de computer bijna leeg is.
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is ▲ Sluit een van de volgende apparaten aan: ● netvoedingsadapter ● optioneel dockingapparaat ● optionele voedingsadapter Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu beschikbaar is 1. Schakel de computer uit of activeer de hibernationstand. 2. Verwijder de lege accu en plaats vervolgens een volle accu. 3. Zet de computer aan.
U laadt als volgt de accu volledig op: 1. Plaats de accu in de computer. 2. Sluit de computer aan op een netvoedingsadapter, optionele voedingsadapter of optioneel dockingapparaat, en sluit de adapter of het apparaat aan op een externe netvoedingsbron. Het acculampje van de computer gaat branden. 3. Zorg dat de computer op de externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is opgeladen. Het acculampje van de computer gaat uit. Stap 2: schakel de energiebesparende voorzieningen uit 1.
Stap 3: ontlaad de accu Tijdens het ontladen van de accu moet de computer ingeschakeld blijven. De accu wordt ontladen, ongeacht of de computer in gebruik is. Wanneer u de computer gebruikt, verloopt het ontladen echter sneller. ● Als u de computer onbeheerd wilt achterlaten tijdens het ontladen, slaat u uw gegevens op voordat u de ontladingsprocedure start.
Stap 4: laad de accu volledig op Ga als volgt te werk om de accu op te laden: 1. Zorg dat de computer op een externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is opgeladen. Wanneer de accu volledig is opgeladen, gaat het acculampje op de computer uit. U kunt de computer gewoon gebruiken terwijl de accu wordt opgeladen, maar het opladen gaat sneller wanneer de computer is uitgeschakeld. 2.
Accu opbergen VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om beschadiging van de accu te voorkomen. Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron. Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft. OPMERKING: Een opgeslagen accu moet om de zes maanden worden gecontroleerd.
Netvoedingsadapter testen Test de netvoedingsadapter als de computer een of meer van de volgende symptomen vertoont: ● De computer start niet als deze is aangesloten op de netvoedingsadapter. ● Het beeldscherm gaat niet aan wanneer de computer wordt aangesloten op de netvoedingsadapter en een externe netvoedingsbron. ● De aan/uit-lampjes branden niet wanneer de computer wordt aangesloten op de netvoedingsadapter. U test de netvoedingsadapter als volgt: 1. Verwijder de accu uit de computer. 2.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedures te gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld: ● Druk op ctrl+alt+delete en druk vervolgens op de aan/uit-knop. ● Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt. ● Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.
6 Schijfeenheden Geïnstalleerde schijfeenheden herkennen De computer is voorzien van een vaste schijf (met een roterende schijf) of een SSD (solid-state drive) met solid-state geheugen. Omdat een SSD geen bewegende onderdelen bevat, genereert deze minder warmte dan een vaste schijf. Selecteer Start > Computer om de in de computer geïnstalleerde schijfeenheden weer te geven. OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren.
VOORZICHTIG: Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken: Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is, of ontkoppel de externe vaste schijf op de correcte wijze, voordat u een computer verplaatst waarop een externe vaste schijf is aangesloten. Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren Schijfdefragmentatie gebruiken Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste schijf zodat het systeem efficiënter werkt. Nadat u Schijfdefragmentatie heeft gestart, werkt deze toepassing zelfstandig verder.
HP 3D DriveGuard gebruiken HP 3D DriveGuard beschermt de vaste schijf door deze te parkeren en I/O-verzoeken tegen te houden, wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen: ● U laat de computer vallen. ● U verplaatst de computer met gesloten beeldscherm, terwijl de computer op accuvoeding werkt. Kort na elk van deze gebeurtenissen wordt de vasteschijfeenheid door HP 3D DriveGuard weer vrijgegeven voor normale werking.
HP adviseert om de computer af te sluiten of om de slaapstand of hibernationstand te activeren voordat u de computer verplaatst. HP 3D DriveGuard software gebruiken Met de HP 3D DriveGuard software kunt u de volgende taken uitvoeren: ● HP 3D DriveGuard in- of uitschakelen. OPMERKING: Of iemand toestemming heeft om HP 3D DriveGuard in of uit te schakelen, hangt af van bepaalde gebruikersrechten.
Vaste schijf in de vasteschijfruimte vervangen VOORZICHTIG: Ga als volgt te werk om te voorkomen dat er informatie verloren gaat of het systeem niet meer reageert: Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vasteschijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de hibernationstand staat. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door kort op de aan/uit-knop te drukken.
11. Til de vaste schijf (3) uit de vasteschijfruimte. U installeert als volgt een vaste schijf: 90 1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1). 2. Trek het vasteschijflipje (2) naar links om de vaste schijf vast te maken. 3. Draai de schroeven van de vaste schijf vast (3).
4. Steek de lipjes (1) op het afdekplaatje van de vaste schijf in de uitsparingen op de computer. 5. Plaats het afdekplaatje terug (2). 6. Draai de schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf vast (3). 7. Plaats de accu terug. 8. Zet de computer weer rechtop en sluit vervolgens de externe voedingsbron en de externe apparaten weer aan. 9. Zet de computer aan.
Schijfeenheid in de upgraderuimte vervangen In the upgraderuimte kunt u een vaste schijf of een optischeschijfeenheid plaatsen. Beschermplaatje verwijderen In de upgraderuimte kan een beschermplaatje zijn geplaatst. Het beschermplaatje moet worden verwijderd voordat een schijfeenheid in de upgraderuimte wordt geplaatst. U verwijdert het plaatje als volgt: 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm. 3. Ontkoppel alle externe hardware die op de computer is aangesloten. 4.
Ga als volgt te werk om een vaste schijf uit de upgraderuimte te verwijderen: 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm. 3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten. 4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact. 5. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak, met de upgraderuimte naar u toe. 6. Verwijder de accu uit de computer. 7.
9. Duw met een platte schroevendraaier voorzichtig tegen het lipje om de vaste schijf te ontgrendelen (2). 10. Verwijder de vaste schijf uit de upgraderuimte.
Ga als volgt te werk om een vaste schijf in de upgraderuimte te installeren: 1. Plaats de vaste schijf in de upgraderuimte. 2. Draai de schroef van de upgraderuimte vast.
3. Breng de vier schroeven van de vaste schijf weer aan (1) en plaats daarna de schroefbeschermingen terug (2). 4. Plaats de accu terug. 5. Zet de computer weer rechtop en sluit vervolgens de externe voedingsbron en de externe apparaten weer aan. 6. Zet de computer aan. Optischeschijfeenheid vervangen VOORZICHTIG: U voorkomt als volgt dat gegevens verloren gaan of dat de computer niet meer reageert: Sluit de computer af voordat u de optischeschijfeenheid uit de upgraderuimte verwijdert.
7. Draai de schroef van de upgraderuimte los (1). 8. Duw met een platte schroevendraaier voorzichtig tegen het lipje om de optischeschijfeenheid te ontgrendelen (2). 9. Verwijder de optischeschijfeenheid uit de upgraderuimte.
Ga als volgt te werk om een optischeschijfeenheid in de upgraderuimte te installeren: 98 1. Plaats de optischeschijfeenheid in de upgraderuimte. 2. Draai de schroef van de upgraderuimte vast. 3. Plaats de accu terug. 4. Zet de computer weer rechtop en sluit vervolgens de externe voedingsbron en de externe apparaten weer aan. 5. Zet de computer aan.
7 Externe apparatuur USB-apparaat gebruiken USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner of -hub. Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software.
USB-apparaat stopzetten en verwijderen VOORZICHTIG: Zet het USB-apparaat stop voordat u het verwijdert, om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt. VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om een USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van de USB-connector te voorkomen. Ga als volgt te werk om een USB-apparaat stop te zetten en te verwijderen: 1. Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart. 1394-apparaat gebruiken IEEE 1394 is een hardwarematige interface waarmee een multimedia-apparaat of gegevensopslagapparaat met hoge snelheid wordt aangesloten op de computer. Voor scanners, digitale camera's en digitale camcorders is vaak een 1394-aansluiting vereist. Voor bepaalde 1394-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal bij het apparaat geleverd.
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om een 1394-apparaat los te koppelen, om beschadiging van de 1394-connector te voorkomen. 1. Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. OPMERKING: U kunt het pictogram Hardware veilig verwijderen weergeven door te klikken op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (< of <<) in het systeemvak. 2. Klik in de lijst op de naam van het apparaat.
Serieel apparaat gebruiken (alleen bepaalde modellen) Bepaalde computermodellen hebben een seriële poort waarop u optionele apparaten kunt aansluiten, zoals een seriële muis, modem of printer. Voor bepaalde seriële apparaten is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software.
Externe schijfeenheden gebruiken Verwisselbare externe schijfeenheden bieden meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een USBpoort op de computer.
Dockingapparaat gebruiken Met de dockingconnector kunt u de computer aansluiten op een optioneel dockingapparaat. Een optioneel dockingapparaat biedt extra poorten en connectoren die met de computer kunnen worden gebruikt.
8 Externemediakaarten Mediakaartlezerkaarten gebruiken Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur met digitale media, zoals camera's en pda's.
2. Plaats de kaart in de mediakaartlezer en druk de kaart aan totdat deze goed op zijn plaats zit. Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft de computer dit aan met een geluidssignaal. Mogelijk wordt een menu met beschikbare opties weergegeven. Digitale kaart stopzetten en verwijderen VOORZICHTIG: Zet de digitale kaart stop voordat u de kaart verwijdert, om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt. 1.
ExpressCards gebruiken (alleen bepaalde modellen) Een ExpressCard is een hoogwaardige PC Card die in het ExpressCard-slot wordt geplaatst. Net als bij standaard PC Cards voldoet de functionaliteit van ExpressCards aan de specificaties van de Personal Computer Memory Card International Association (PCMCIA). ExpressCard configureren Installeer alleen de software die voor uw apparaat is vereist.
2. Plaats de kaart voorzichtig in het ExpressCard-slot en druk de kaart aan tot deze stevig op zijn plaats zit. Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft de computer dit aan met een geluidssignaal. Mogelijk wordt een menu met beschikbare opties weergegeven. OPMERKING: De eerste keer dat u een ExpressCard plaatst, verschijnt er een bericht in het systeemvak dat het apparaat door de computer wordt herkend.
Smart Cards gebruiken (alleen bepaalde modellen) OPMERKING: De term Smart Card verwijst in dit hoofstuk zowel naar Smart Cards als Java™ Cards. Een Smart Card is een accessoire met het formaat van een creditcard, dat is voorzien van een microchip met geheugen en een microprocessor. Smart Cards hebben, net zoals personal computers, een besturingssysteem voor het beheer van de in- en uitvoer. Daarnaast zijn ze voorzien van beveiligingsvoorzieningen om ze te beveiligen tegen aanvallen van buitenaf.
▲ Pak de Smart Card bij de zijkanten vast en trek de kaart voorzichtig uit de Smart Card-lezer.
9 Geheugenmodules De computer heeft twee geheugenmodulecompartimenten. Het primaire geheugenmodulecompartiment bevindt zich onder het toetsenbord. Het compartiment voor de geheugenuitbreidingsmodule bevindt zich aan de onderkant van de computer. De geheugencapaciteit van de computer kan worden uitgebreid door een geheugenmodule toe te voegen aan het vrije slot voor een geheugenuitbreidingsmodule of door de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule te upgraden.
Geheugenmodule in het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule plaatsen of vervangen Ga als volgt te werk om een geheugenmodule in het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule te plaatsen of te vervangen: 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem. 3.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. 10. Ga als volgt te werk om een geheugenmodule te plaatsen: a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje van het geheugenmoduleslot. VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen.
c. Kantel de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u druk uitoefent op de linker- en rechterrand van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken. 11. Plaats het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment met de lipjes (1) in de uitsparingen in de computer. 12. Sluit het afdekplaatje (2). 13. Draai de schroef van het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment vast (3). 14. Plaats de accu's terug. 15.
Geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden Ga als volgt te werk om een geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule te upgraden: 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem. 3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten. 4.
9. Til de bovenkant van het toetsenbord voorzichtig omhoog (1) en schuif het toetsenbord (2) uit de computer. 10. Verwijder de geheugenmodule als volgt: a. Trek de borgklemmetjes aan beide zijden van de geheugenmodule weg (1). De geheugenmodule kantelt omhoog. VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. 11. Ga als volgt te werk om een geheugenmodule te plaatsen: a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje van het geheugenmoduleslot. VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen.
c. Kantel de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u druk uitoefent op de linker- en rechterrand van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken. 12. Breng de inkeping (1) van het toetsenbord op één lijn met de nokjes in de toetsenbordsleuf en laat het toetsenbord zakken (2) tot het vastzit. 13. Sluit het afdekplaatje. 14. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
15. Draai de drie toetsenbordschroeven vast. 16. Plaats de accu's terug. 17. Zet de computer weer rechtop en sluit vervolgens de externe voedingsbron en de externe apparaten weer aan. 18. Zet de computer aan.
10 Beveiliging Computer beveiligen OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of gestolen. OPMERKING: In sommige landen of regio's ondersteunt de computer CompuTrace, een online service voor opsporing en herstel in het kader van beveiliging. Als de computer wordt gestolen, kan CompuTrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat.
Ter beveiliging tegen Deze beveiligingsfunctie gebruiken Onbevoegd meenemen van de computer Slot voor een beveiligingskabel (voor een optionele beveiligingskabel) *Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen.
Windows-wachtwoorden Functie Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount. *Selecteer voor informatie over het instellen van een beheerders- of gebruikerswachtwoord voor Windows Start > Help en ondersteuning. Wachtwoorden instellen in Computer Setup BIOS-beheerderswachtwoorden Functie BIOS-beheerderswachtwoord Beveiligt de toegang tot Computer Setup. DriveLock-hoofdwachtwoord Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt beschermd door DriveLock.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren Een BIOS-beheerderswachtwoord kan worden ingesteld, gewijzigd en verwijderd in Computer Setup. Ga als volgt te werk om dit wachtwoord in te stellen of te wijzigen in Computer Setup: 1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt. 2. Druk op f10 om toegang te krijgen tot de BIOS-setup. 3.
BIOS-beheerderswachtwoord invoeren Typ achter de prompt BIOS administrator password (BIOS-beheerderswachtwoord) uw wachtwoord (met dezelfde soort toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld) en druk op enter. Als u drie keer het verkeerde BIOS-beheerderswachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer opnieuw opstarten voordat u het opnieuw kunt proberen.
DriveLock-wachtwoord instellen U stelt een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup als volgt in: 1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt. 2. Druk op f10 om toegang te krijgen tot de BIOS-setup. 3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock passwords (DriveLock-wachtwoorden) en druk op enter. 4.
DriveLock-wachtwoord invoeren Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of externe MultiBay). Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord of het hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld). Druk daarna op enter. Als u twee keer het verkeerde wachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw proberen.
DriveLock-wachtwoord wijzigen U wijzigt een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup als volgt: 1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt. 2. Druk op f10 om toegang te krijgen tot de BIOS-setup. 3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock passwords (DriveLock-wachtwoorden) en druk op enter. 4.
DriveLock-beveiliging verwijderen U verwijdert een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup als volgt: 1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt. 2. Druk op f10 om toegang te krijgen tot de BIOS-setup. 3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock Password (DriveLock-wachtwoorden) en druk op enter. 4.
5. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om verder te gaan. 6. Klik op Save (Opslaan) linksonder in het scherm en volg de instructies op het scherm om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup te sluiten. – of – Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save changes and exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk vervolgens op enter. Beveiliging met Automatische DriveLock verwijderen Ga als volgt te werk om de DriveLock-beveiliging te verwijderen in Computer Setup: 1.
Beveiligingsvoorzieningen van Computer Setup gebruiken Systeemapparaten beveiligen U kunt systeemapparaten in- of uitschakelen vanuit de volgende menu’s in Computer Setup: ● Boot Options (Opstartopties) ● Device Configurations (Apparaatconfiguraties) ● Built-In Device Options (Opties voor geïntegreerde apparaten) ● Port Options (Poortopties) U kunt als volgt systeemapparaten uit- en weer inschakelen in Computer Setup: 1.
Systeeminformatie weergeven in Computer Setup De functie voor systeeminformatie in Computer Setup verschaft twee soorten gegevens over het systeem: ● identificatiegegevens over het computermodel en de accu's; ● specificaties van de processor, de cache, het geheugen, het ROM, de revisie van de videokaart en de revisie van de toetsenbordcontroller. Ga als volgt te werk om deze algemene systeeminformatie in Computer Setup weer te geven: 1.
Antivirussoftware gebruiken Als u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, stelt u de computer bloot aan computervirussen. Computervirussen kunnen het besturingssysteem, programma’s en hulpprogramma’s onklaar maken of de werking hiervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook schade die door virussen is aangericht, worden hersteld.
Firewallsoftware gebruiken Wanneer u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, kunnen onbevoegden mogelijk toegang krijgen tot de computer, uw persoonlijke bestanden en gegevens over u. Bescherm uw privacy met de firewallsoftware die vooraf op de computer is geïnstalleerd. De antivirussoftware McAfee Total Protection is vooraf geïnstalleerd op de computer.
Essentiële updates installeren VOORZICHTIG: Microsoft verstuurt waarschuwingen over essentiële updates. Installeer alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te beschermen tegen beveiligingsschendingen en computervirussen. Wellicht zijn er, nadat de computer is geleverd, updates voor het besturingssysteem en andere software beschikbaar gesteld.
HP ProtectTools Security Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen) De HP ProtectTools Security Manager software is vooraf geïnstalleerd op bepaalde computermodellen. U heeft toegang tot deze software via het Configuratiescherm van Windows. De software is voorzien van beveiligingsfuncties die u beschermen tegen ongeoorloofde toegang tot de computer, het netwerk en kritieke gegevens. Raadpleeg de Help-functie van de HP ProtectTools-software voor meer informatie.
Beveiligingskabel aanbrengen OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. 1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen. 2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2). 3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
11 Software-updates Software-update uitvoeren Updates van de software die bij de computer is geleverd, zijn beschikbaar via het hulpprogramma Software-update van HP of op de website van HP. Het hulpprogramma Software Update zoekt automatisch naar software-updates van HP. Het hulpprogramma wordt met een bepaald interval uitgevoerd en biedt een lijst met ondersteuningsmeldingen, zoals verbeteringen van de beveiliging en optionele updates van software en stuurprogramma's.
Ga als volgt te werk om een update van de software uit te voeren via de website van HP: 1. Ga na wat het model, de productcategorie en de serie of het type van uw computer is. Bereid een update van het systeem-BIOS voor door na te gaan wat de versie is van het huidige BIOS dat op de computer is geïnstalleerd. Raadpleeg het gedeelte "BIOS-versie vaststellen" voor nadere informatie.
BIOS-update uitvoeren Als u het BIOS wilt bijwerken, bepaalt u eerst welke BIOS-versie u momenteel heeft. Download en installeer vervolgens het nieuwe BIOS. BIOS-versie bepalen Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunt u weergeven door te drukken op fn+esc (als Microsoft Windows al is gestart) of door gebruik te maken van Computer Setup. Ga als volgt te werk om BIOS-informatie weer te geven in het programma Computer Setup: 1.
3. Klik bij de weergegeven modellen op uw specifieke product. 4. Klik op uw besturingssysteem. 5. Volg de instructies op het scherm om de BIOS-update te zoeken die u wilt downloaden. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de download kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze naar de vaste schijf is gedownload. 6. Voer de volgende stappen uit in het downloadgebied: a.
Update van programma's en stuurprogramma's uitvoeren 1. Open een webbrowser, ga naar http://www.hp.com/support en selecteer uw land of regio. 2. Klik op de optie voor het downloaden van software en stuurprogramma’s, typ het nummer van uw computermodel in het productvak en druk vervolgens op enter. 3. Klik bij de weergegeven modellen op uw specifieke product. 4. Klik op uw besturingssysteem. 5.
12 Back-up en herstel Ter bescherming van uw informatie gebruikt u Back-upcentrum om backups te maken van afzonderlijke bestanden en mappen of van de volledige vaste schijf (alleen bepaalde modellen), of om systeemherstelpunten te maken. In het geval dat het systeem niet meer werkt, kunt u de backupbestanden gebruiken om de inhoud van de computer te herstellen.
Back-up maken van gegevens Als het systeem niet meer werkt, kunt u het systeem herstellen in de staat van de meest recente backup. Maak daarom de eerste backup onmiddellijk nadat u de software heeft geïnstalleerd. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek backups van het systeem blijven maken om altijd een redelijk actuele backup achter de hand te hebben. U kunt een backup maken van uw gegevens op een optionele externe vaste schijf, op een netwerkschijfeenheid of op schijven.
OPMERKING: Het backupproces kan meer dan een uur in beslag nemen, afhankelijk van de bestandsgrootte en de snelheid van de computer. 1. Selecteer Start > Alle programma's > Onderhoud > Back-upcentrum. 2. Volg de instructies op het scherm om een backup te maken van de volledige computer (alleen bepaalde modellen) of van uw bestanden. OPMERKING: Windows® kent de voorziening Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren.
Herstelactie uitvoeren Als het systeem niet meer werkt of instabiel is geworden, biedt de computer de volgende hulpmiddelen om uw bestanden te herstellen: ● Herstelmiddelen van Windows: via Backup-centrum kunt u informatie herstellen waarvan u een backup had gemaakt. U kunt ook gebruikmaken van Windows Opstartherstel om problemen te verhelpen die voorkomen dat Windows correct opstart.
OPMERKING: Voor aanvullende informatie over het herstellen van gegevens met de hulpprogramma's van Windows, zoekt u deze onderwerpen op in Help en ondersteuning. F11-herstelprogramma's gebruiken VOORZICHTIG: Met f11 wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf geformatteerd. Alle bestanden die u heeft gemaakt en alle software die u heeft geïnstalleerd op de computer, worden definitief verwijderd.
U start als volgt een herstelactie met een dvd met het besturingssysteem Windows Vista: OPMERKING: Dit proces neemt een paar minuten in beslag. 1. Maak indien mogelijk een backup van al uw persoonlijke bestanden. 2. Start de computer opnieuw op en plaats de dvd met het besturingssysteem Windows Vista in de optischeschijfeenheid voordat het besturingssysteem Windows wordt geladen. 3. Druk op een willekeurige toets op het toetsenbord wanneer hierom wordt gevraagd. 4. Volg de instructies op het scherm.
13 Computer Setup Computer Setup starten Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. OPMERKING: Mogelijk worden niet alle in deze handleiding genoemde menuopties voor Computer Setup door uw computer ondersteund.
OPMERKING: U kunt navigeren door Computer Setup en selecties maken met behulp van een aanwijsapparaat (zoals het touchpad, de EasyPoint-muisbesturing of een USB-muis) of het toetsenbord. 2. Druk op f10 om BIOS Setup te openen. 3. Selecteer het menu File (Bestand), Security (Beveiliging) of System Configuration (Systeemconfiguratie).
Menu’s van Computer Setup De menutabellen in dit onderdeel geven een overzicht van de opties in Computer Setup. OPMERKING: Mogelijk worden niet alle menuopties voor Computer Setup die in dit hoofdstuk worden genoemd door uw computer ondersteund. Menu File (Bestand) Optie Actie System Information (Systeeminformatie) ● Hiermee kunt u identificatie-informatie weergeven over de computer en de accu's in het systeem.
Optie Actie Ignore changes and exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) Hiermee kunt u wijzigingen annuleren die tijdens de huidige sessie zijn ingevoerd. Vervolgens wordt Computer Setup afgesloten en wordt de computer opnieuw opgestart. Save changes and exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) Hiermee kunt u wijzigingen opslaan die tijdens de huidige sessie zijn ingevoerd. Vervolgens wordt Computer Setup afgesloten en wordt de computer opnieuw opgestart.
Optie Actie OPMERKING: U heeft een instelwachtwoord nodig om deze instelling te wijzigen. Disk Sanitizer (Schijf gezond maken) Voer Disk Sanitizer uit om alle bestaande gegevens op de primaire vaste schijf of op de schijfeenheid in de upgraderuimte te vernietigen. VOORZICHTIG: Als u Disk Sanitizer uitvoert, worden de gegevens op de geselecteerde schijfeenheid permanent vernietigd.
Optie Actie Als ondersteuning van oudere USB-systemen is ingeschakeld, kunt u het volgende doen: ◦ Een USB-toetsenbord gebruiken in Computer Setup, ook wanneer er geen Windows®besturingssysteem actief is. ◦ Opstarten vanaf USB-apparaten die opstarten ondersteunen, zoals een via een USB-poort op de computer aangesloten vaste schijf, diskettestation of optischeschijfeenheid.
Optie Built-In Device Options (Opties voor geïntegreerde apparaten) Actie ● Hiermee kunt u Num lock state at boot (Num Lock-status bij opstarten) in- of uitschakelen (standaard uitgeschakeld). ● Hiermee kunt u TXT (Intel® Trusted Execution Technology) in- of uitschakelen (alleen bepaalde modellen; standaard uitgeschakeld). ● Hiermee kunt u de knop voor draadloze communicatie inof uitschakelen (standaard ingeschakeld).
Optie Actie Port Options (Poortopties, alle zijn standaard ingeschakeld) OPMERKING: Alle poortopties zijn standaard ingeschakeld. ● Hiermee kunt u de seriële poort in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u de parallelle poort in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u de Flash-medialezer in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u de USB-poort in- of uitschakelen. VOORZICHTIG: Als u de USB-poort uitschakelt, worden ook de MultiBay- en ExpressCard-apparaten op de geavanceerde poortreplicator uitgeschakeld.
14 MultiBoot Opstartvolgorde van apparaten Als de computer wordt opgestart, probeert het systeem op te starten vanaf ingeschakelde opstartapparaten. Het hulpprogramma MultiBoot, dat standaard is ingeschakeld, bepaalt de volgorde waarin het systeem een opstartapparaat selecteert. Bij opstartapparaten kan het gaan om optischeschijfeenheden, diskettedrives, een netwerkkaart (NIC), vaste schijven of USB-apparaten.
drive C-opstarteenheid. Drive A-opstarteenheden zijn optischeschijfeenheden en diskettedrives. Drive C-opstarteenheden zijn optischeschijfeenheden en vaste schijven. Aan de netwerkadapter is geen driveletter toegewezen. OPMERKING: Een optischeschijfeenheid (bijvoorbeeld een cd-rom-drive) kan opstarten als drive A of drive C, afhankelijk van de indeling van de opstart-cd.
Opstartapparaten inschakelen in Computer Setup De computer start alleen op vanaf een USB-apparaat of netwerkkaart als het betreffende apparaat eerst is ingeschakeld in Computer Setup. Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en een USB-apparaat of netwerkkaart te gebruiken als opstartapparaat: 1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt. 2.
Wijzigingen in de opstartvolgorde overwegen Houd bij het wijzigen van de opstartvolgorde rekening met het volgende: ● Als de computer opnieuw wordt opgestart nadat de opstartvolgorde is gewijzigd, probeert de computer met de nieuwe opstartvolgorde op te starten. ● Als sprake is van meer dan één type opstartapparaat, probeert de computer steeds vanaf het eerste apparaat van een bepaald type (uitgezonderd optische apparatuur) op te starten.
MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen U kunt MultiBoot op de volgende manieren gebruiken: ● om een nieuwe opstartvolgorde die door de computer wordt gebruikt telkens wanneer deze wordt ingestart in te stellen door de opstartvolgorde in Computer Setup te wijzigen; ● op dynamische wijzen het opstartapparaat kiezen door op esc te drukken wanneer ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt en vervolgens op f9 drukken om het menu Boot Device Options (O
Dynamisch een opstartapparaat kiezen via F9 U kunt als volgt op dynamische wijze een opstartapparaat voor de huidige opstartprocedure kiezen: 1. Open het menu Select Boot Device (Opstartapparaat selecteren) door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten en druk vervolgens op esc wanneer ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt. 2. Druk op f9. 3.
15 Beheer en afdrukken Client Management Solutions gebruiken Client Management Solutions software biedt op standaarden gebaseerde oplossingen voor het beheren van clientcomputers (gebruikerscomputers), variërend van desktopcomputers en werkstations tot notebookcomputers en tablet-pc’s, in een netwerkomgeving.
Software beheren en updaten HP biedt verschillende hulpmiddelen voor het beheren en updaten van de software op clientcomputers: ● HP Client Manager voor Altiris (alleen bepaalde modellen) OPMERKING: Als u de HP Client Manager voor Altiris wilt downloaden of als u meer informatie wilt over HP Client Manager voor Altiris, raadpleegt u de website van HP op http://www.hp.com.
● ● Helpdesk en probleemoplossing ◦ Beheer van helpdesktickets ◦ Probleemopsporing op afstand ◦ Oplossing van problemen op afstand ◦ Herstel client na noodsituatie Software- en taakbeheer ◦ Doorlopend clientbeheer ◦ Distributie van HP-systeemsoftware ◦ "Self-healing" van applicaties (het vermogen om bepaalde problemen met applicaties te herkennen en te herstellen) De software van Altiris Solutions biedt gebruiksvriendelijke functies voor softwaredistributie.
HP CCM (Client Configuration Manager) (alleen bepaalde modellen) HP CCM (Client Configuration Manager) automatiseert het beheer van software, waaronder besturingssystemen, applicaties, updates, content en instellingen, en garandeert zo dat iedere computer de juiste configuratie heeft. Met deze automatische beheeroplossingen kunt u gedurende de gehele levensduur van de computer de software beheren.
HP SSM (System Software Manager) Met HP SSM (System Software Manager) kunt u op afstand en op meerdere systemen tegelijk systeemsoftware bijwerken. Wanneer SSM wordt uitgevoerd op een clientcomputer, worden de versies van hardware en software gedetecteerd en wordt geselecteerde software bijgewerkt vanuit een centrale locatie, die een filestore wordt genoemd.
HP Universal Print Driver gebruiken (alleen bepaalde modellen) HP Universal Print Driver Series voor Windows is één intelligent stuurprogramma dat in de plaats komt van afzonderlijke stuurprogramma's voor HP netwerkprinters. OPMERKING: Het HP universeel printstuurprogramma is alleen op bepaalde modellen vooraf geïnstalleerd. Als u het HP universeel printstuurprogramma wilt downloaden of als u meer informatie wilt over het gebruik ervan, raadpleegt u de website van HP op http://www.hp.
16 Onderhoud Schoonmaakproducten Gebruik de volgende producten om de computer veilig schoon te maken en te desinfecteren: ● Dimethyl benzyl ammonium chloride 0,3 procent maximale concentratie (bijvoorbeeld kiemdodende wegwerpdoekjes. Deze doekjes zijn er van een aantal merken.
Schoonmaakprocedures Volg de procedures in dit gedeelte om de computer veilig schoon te maken. WAARSCHUWING! Probeer de computer niet schoon te maken terwijl die is ingeschakeld, om het risico van elektrische schokken of schade aan onderdelen te beperken. Schakel de computer uit. Koppel de computer los van een externe voedingsbron. Koppel alle externe apparaten met eigen voeding los. VOORZICHTIG: spuit geen vloeistoffen met schoonmaakmiddel rechtstreeks op het oppervlak van de computer.
Index Symbolen en getallen 1394-apparaten aansluiten 101 stopzetten 101 1394-kabel, verbinden 101 1394-poort 101 A Aan/uit-knop, herkennen 7, 8 Aan/uit-lampje, herkennen 3, 5, 12 Aansluiten, externe netvoedingsbron 71 Aanwijsapparaten gebruiken 41 voorkeuren instellen 41 Accu afvoeren 81 herkennen 19 kalibreren 77 lage acculading 76 opbergen 81 opladen 75, 77 opnieuw opladen 80 plaatsen 74 vervangen 81 verwijderen 74 voeding besparen 80 Accu, temperatuur 81 Acculading, maximaliseren 76 Acculampje 12, 75, 7
instellen MultiBoot Express 162 menu File (Bestand) 151 menu Security (Beveiliging) 152 navigeren en selecteren 149 opstartapparaten inschakelen 159 opstartvolgorde instellen 161 System Configuration (Geavanceerd), menu 153 Configureren, ExpressCards 108 Connection Manager (Verbindingsbeheer), pictogram 22 Connector, netvoeding 15, 16 Controleren, audiofuncties 50 D Digitale kaart plaatsen 106 stopzetten 107 verwijderen 107 Diskettedrive 104 Disk Sanitizer (Schijf gezond maken) 153 DisplayPort, herkennen 14
beëindigen 67 geactiveerd bij kritiek lage acculading 76 Hotkeys beschrijving 41 gebruiken 42 Hotkeys toetsenbord 41 HP 3D DriveGuard 87 HP Client Configuration Manager 164, 166 HP Client Manager voor Altiris 164 HP Connection Manager (Verbindingsbeheer) 23 HP QuickLook 154 HP System Software Manager 164, 167 Hubs 99 I Image, computer 163 In-/uitgangen audio-uitgang (hoofdtelefoon) 15 RJ-45 (netwerk) 15, 16 Ingebouwd apparaat audioapparaten 155 geïntegreerde luidsprekers 155 LAN/WLANoverschakeling 155 micro
Muis, extern aansluiten 41 voorkeuren instellen 41 MultiBoot Express 157, 162 MultiMediaCard 106 Multimediasoftware, installeren 49 N Netsnoer 19 Netsnoer, herkennen 19 Netvoedingsadapter aansluiten 71 herkennen 19 Netvoedingsconnector, herkennen 15, 16 Netwerkbeveiligingscodes netwerksleutel 33 SSID 33 Netwerkkaart als opstartapparaat 159 Netwerksleutel 33 Netwerkstatus, pictogram 22, 33 Network Service Boot (Opstarten via netwerkservice) 159 Niet-reagerend systeem 82 Num lk-toets, herkennen 45, 46 Num loc
externe 104 externe optische 104 opstartvolgorde 153, 157 vaste 90, 104 Schijfeenheidlampje 12, 87 Schijfmedia 66 Schijfopruiming, software 86 Schuifzones, van touchpad 2 SD Card 106 Security (Beveiliging), menu Always Prompt for HP SpareKey Enrollment (Altijd vragen om inschrijving bij HP SpareKey) 152 Automatic DriveLock (Automatische DriveLock) 152 Disk Sanitizer 152 DriveLock 152 HP SpareKey 152 HP SpareKey, inschrijving 152 instellen, BIOSbeheerderswachtwoord 152 systeemidentificatie 153 vingerafdrukle
Webcamlampje, herkennen 11, 18 Websites HP System Software Manager 167 HP universeel printstuurprogramma 168 Windows-applicatietoets, herkennen 10, 11 Windows-logotoets, herkennen 10, 11 Windows Vista, dvd met besturingssysteem 147 Wireless Assistant software 22 Wireless Assistant-software 23 WLAN, label 20 WLAN-antennes, herkennen 18 WLAN-apparaat 20, 21, 25 WWAN-antennes, herkennen 18 WWAN-apparaat 21 176 Index