HP TouchSmart Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Het SDlogo is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Kennisgeving aangaande de veiligheid WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond.
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave 1 Voorzieningen De geïnstalleerde hard- en software herkennen .................................................................................. 2 Hardware herkennen ........................................................................................................... 2 Software herkennen ............................................................................................................. 2 Onderdelen ...............................................................................
Stap 3: configureer de computer om verbinding te maken met het draadloze netwerk ............................................................................ 20 Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 20 Naar een ander netwerk roamen ...................................................................... 21 HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................... 21 SIM-kaart plaatsen ................
Multimediasoftware gebruiken ........................................................................................... 43 Multimediasoftware vanaf een schijf installeren ................................................................ 44 Audio .................................................................................................................................................. 45 Geluidsvolume aanpassen ............................................................................................
Accu opbergen ................................................................................................................... 61 Afvoeren van afgedankte accu's ........................................................................................ 62 Accu vervangen ................................................................................................................. 62 Schakelen tussen grafische modi (alleen bepaalde modellen) ..........................................................
Opstartwachtwoord ........................................................................................... 92 Opstartwachtwoord beheren ............................................................ 93 Opstartwachtwoord invoeren ............................................................ 93 Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 94 Firewallsoftware gebruiken ................................................
Reizen met de computer .................................................................................................................. 119 Onderhoud ....................................................................................................................................... 120 Beeldscherm reinigen ...................................................................................................... 120 Touchpad en toetsenbord reinigen ...........................................................
1 Voorzieningen 1
De geïnstalleerde hard- en software herkennen Hardware herkennen Ga als volgt te werk om een lijst van in de computer geïnstalleerde hardware weer te geven: ▲ Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging. Klik vervolgens in het veld Systeem op Apparaatbeheer. Met Apparaatbeheer kunt u ook hardware toevoegen of apparaatconfiguraties wijzigen. OPMERKING: Windows® bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van uw computer te verbeteren.
Onderdelen Onderdelen aan de bovenkant Touchpad Onderdeel (1) Beschrijving Uit-indicator van touchpad Tik snel tweemaal op de uit-indicator van het touchpad om de touchpadzone in of uit te schakelen. OPMERKING: Wanneer de touchpadzone actief is, is het lampje uitgeschakeld. (2) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis. (3) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe muis.
Lampjes Onderdeel Beschrijving (1) Caps Lock-lampje Wit: Caps Lock is ingeschakeld. (2) Lampje Volume uit Oranje: de geluidsweergave van de computer is uitgeschakeld. (3) Lampje voor draadloze communicatie ● Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie, zoals een WLAN-adapter en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld. OPMERKING: Apparaten voor draadloze communicatie worden ingeschakeld in de fabriek.
Toetsen Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een pijltoets of de esctoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer. (4) Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarop de aanwijzer zich bevindt.
Onderdeel Beschrijving (1) Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen. Ventilatieopening OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt. (2) Externe WWAN-antenne Met deze antennes voor draadloze communicatie worden draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een WWAN (Wireless Wide-Area Network).
Onderdeel Beschrijving ● Als de computer in de slaapstand staat, verschuift u de aan/uit-schakelaar kort om de slaapstand te beëindigen. ● Als de computer in de hibernationstand staat, verschuift u de aan/uit-schakelaar kort om de hibernationstand te beëindigen. Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van Windows® geen resultaat hebben, verschuift u de aan/uitschakelaar en houdt u deze minstens vijf seconden vast om de computer uit te schakelen.
Onderdelen aan de linkerkant Onderdeel (1) Beschrijving Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen. OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt.
Onderdelen van het beeldscherm Onderdeel Beschrijving (1) WWAN-antennes (2)* (alleen bepaalde modellen) Met deze antennes voor draadloze communicatie worden draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een WWAN (Wireless Wide-Area Network). (2) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes voor draadloze communicatie worden draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN). (3) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
Onderdelen aan de achterkant Onderdeel (1) Beschrijving Bevestigingspunt voor beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan de computer. OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. (2) Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector aansluiten.
Onderdeel Beschrijving (1) Accuvergrendeling Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte. (2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu. OPMERKING: geplaatst. (3) Ventilatieopeningen (4) De accu is in de fabriek in de accuruimte Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen. OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen.
2 Netwerk De computer ondersteunt twee typen internettoegang: 12 ● Draadloos: voor mobiele internettoegang kunt u een draadloze verbinding gebruiken. Raadpleeg Een draadloze verbinding maken op pagina 15 voor informatie over het toevoegen van een computer aan een bestaand netwerk of het instellen van een draadloos netwerk. ● Bekabeld: u kunt toegang krijgen tot internet door verbinding te maken met een breedbandnetwerk via de RJ-45-connector (netwerkconnector).
Internetprovider kiezen U moet eerst een internetservice instellen voordat u verbinding met internet kunt maken.
Wizard Verbinding met internet maken gebruiken U kunt de wizard Verbinding met internet maken in de volgende situaties gebruiken om verbinding te maken met internet: ● Als u al over een account bij een internetprovider beschikt. ● Als u een schijf van een internetprovider heeft ontvangen. ● Als u nog geen internetaccount heeft en een internetprovider wilt selecteren uit de lijst die wordt aangeboden in de wizard. (De lijst met internetproviders is niet beschikbaar in alle landen/regio's.
Een draadloze verbinding maken Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven.
De toets en knop voor draadloze communicatie gebruiken De computer heeft een toets voor draadloze communicatie (1), een knop voor draadloze communicatie (2), twee lampjes voor draadloze communicatie (3), en een of meer draadloze apparaten. Alle apparaten voor draadloze communicatie op de computer worden in de fabriek ingeschakeld. Wanneer de lampjes voor draadloze communicatie oranje zijn, zijn alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
Wireless Assistant gebruiken Een apparaat voor draadloze communicatie kan worden in- of uitgeschakeld via Wireless Assistant. Als een apparaat voor draadloze communicatie is gedeactiveerd in het setupprogramma, moet het opnieuw worden geactiveerd via het setupprogramma voordat het kan worden in- of uitgeschakeld via Wireless Assistant. OPMERKING: Als u een draadloos apparaat activeert of inschakelt betekent dit niet dat de computer automatisch verbinding maakt met een netwerk of Bluetooth-apparaat.
OPMERKING: De termen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar gebruikt. ● Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze netwerken, werken meestal met draadloze toegangspunten, die een groot aantal computers en accessoires ondersteunen en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
OPMERKING: Zorg bij het tot stand brengen van een draadloze verbinding dat de computer en de draadloze router zijn gesynchroniseerd. Om de computer en de draadloze router te synchroniseren, schakelt u de computer en de draadloze router uit en daarna weer in. Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra computers met een draadloze verbinding of kabelverbinding op het netwerk worden aangesloten voor toegang tot internet.
Stap 3: configureer de computer om verbinding te maken met het draadloze netwerk 1. Controleer of het apparaat voor draadloze communicatie is ingeschakeld (lampje voor draadloze communicatie brandt wit). Als het lampje oranje is, drukt u op de toets of knop voor draadloze communicatie. 2. Klik op het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. 3. Selecteer een netwerk waarmee u verbinding wilt maken. 4. Klik op Verbinding maken. 5.
u de WEP-sleutel laten toewijzen door het netwerk. Maar u kunt ook uw eigen sleutel instellen, een andere sleutel genereren of andere geavanceerde opties kiezen. Zonder de juiste sleutel kunnen anderen niet gebruikmaken van het draadloze netwerk. ◦ WPA (Wi-Fi Protected Access) maakt, net zoals WEP, gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens te coderen en te decoderen die via het netwerk worden verzonden.
Voor informatie over HP mobiel breedband en het activeren van diensten met een voorkeursaanbieder van mobiele netwerkdiensten, raadpleegt u de informatie over HP mobiel breedband die is meegeleverd bij de computer. Raadpleeg de HP-website op http://www.hp.com/go/mobilebroadband (alleen VS) voor meer informatie. SIM-kaart plaatsen VOORZICHTIG: Gebruik niet te veel kracht bij het plaatsen van een SIM-kaart, om beschadiging van de connectoren te voorkomen. U plaatst een SIM-kaart als volgt: 1.
SIM-kaart verwijderen U verwijdert een SIM-kaart als volgt: 1. Sluit de computer af. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, schakelt u de computer in door de aan/uit-schakelaar te verschuiven. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem. 2. Sluit het beeldscherm. 3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten. 4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact. 5.
Bluetooth en Internet Connection Sharing (ICS) HP adviseert niet om een computer met Bluetooth in te stellen als host en te gebruiken als gateway die door andere computers kan worden gebruikt om verbinding te maken met internet. Wanneer twee of meer computers met behulp van Bluetooth met elkaar worden verbonden, en ICS (Internet Connection Sharing) op een van de computers is ingeschakeld, kunnen de andere computers niet via het Bluetoothnetwerk verbinding maken met internet.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), heeft u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig (niet meegeleverd). Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (1) bevat, wat voorkomt dat de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord, sluit u de kabel aan op de computer met het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt (2). U maakt als volgt verbinding met een lokaal netwerk: 1.
3 26 Cursorbesturing, aanraakscherm en toetsenbord Hoofdstuk 3 Cursorbesturing, aanraakscherm en toetsenbord
Cursorbesturing gebruiken OPMERKING: Naast het touchpad kunt u ook een externe USB-muis aansluiten op een van de USBpoorten van de computer. Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen Via de eigenschappen voor de muis in Windows® kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de aanwijzer instellen. Als u de eigenschappen van de muis wilt weergeven, selecteert u Start > Apparaten en printers.
Touchpadbewegingen gebruiken Het touchpad ondersteunt een aantal touchpadbewegingen. Om de touchpadbewegingen te activeren, plaatst u twee vingers tegelijkertijd op het touchpad, zoals beschreven in de volgende gedeeltes. OPMERKING: U kunt schuiven en overal op het oppervlak van het touchpad knijpen. De draaibeweging moet u binnen de touchpadzone uitvoeren. De in dit gedeelte beschreven touchpadbewegingen zijn in de fabriek ingeschakeld. U schakelt deze bewegingen als volgt in of uit: 1.
Knijpen en in-/uitzoomen Met knijpen en in-/uitzoomen kunt u in- of uitzoomen op items zoals PDF-bestanden, afbeeldingen en foto's. ● U kunt inzoomen door twee vingers tegen elkaar op het touchpad te plaatsen en deze vervolgens te spreiden. Het item wordt dan geleidelijk vergroot. ● U kunt uitzoomen door twee vingers uit elkaar op het touchpad te plaatsen en deze vervolgens naar elkaar toe te brengen. Het item wordt dan geleidelijk verkleind.
30 Hoofdstuk 3 Cursorbesturing, aanraakscherm en toetsenbord
De digitalisatiepen gebruiken Met de pen kunt u schrijven in penspecifieke programma's zoals in het invoervenster van Tablet PC, in alle Microsoft® Office-programma's en in de meeste andere Windows-(hulp)programma's. De informatie die u met de pen op het scherm invoert, kan met de meeste Windows-programma's worden gearchiveerd, gezocht en gedeeld. Onderdelen van de pen herkennen De pen communiceert met de computer als de penpunt (1) tegen het scherm wordt gedrukt.
Het aanraakscherm gebruiken Het beeldscherm draaien Het beeldscherm draaien en de computer in de platte stand gebruiken: 32 1. Open het beeldscherm. 2. Draai het beeldscherm 180 graden rechtsom of linksom. 3. Klap het beeldscherm naar beneden op het toetsenbord.
OPMERKING: Forceer het beeldscherm niet verder dan 180 graden en verplaats de computer niet terwijl deze in de platte stand staat om het risico van schade aan de computer te beperken. De draaiknop gebruiken Wanneer de computer in de platte stand staat, drukt u op de draaiknop (aan de rechterkant van de computer) om de weergave op het scherm te wijzingen in een van de 4 verschillende standen.
Snelle bewegingen Raak het scherm aan in een lichte en snelle beweging omhoog, omlaag, naar links of naar rechts om door schermen te navigeren of snel door documenten te bladeren. OPMERKING: Deze snelle bewegingen werken alleen als een schuifbalk wordt weergegeven in het actieve venster. Slepen Plaats uw vinger op een item op het scherm en verplaats uw vinger om het item naar een nieuwe locatie te slepen. U kunt deze beweging ook gebruiken om langzaam door documenten te bladeren.
Draaien Met de draaifunctie kunt u items zoals foto's en pagina's draaien. Als u een item wilt draaien, plaatst u uw duim op het scherm en beweegt u uw wijsvingers in een halve cirkel rond uw duim. Knijpen Met de knijpfunctie kunt u in- of uitzoomen op items zoals pdf-bestanden, afbeeldingen en foto's. Ga als volgt te werk om te knijpen: ● U zoomt uit door twee vingers uit elkaar op het scherm te plaatsen en de vingers vervolgens samen te trekken om de omvang van een object te verkleinen.
Voorkeuren voor het aanraakscherm instellen ▲ Als u de voorkeuren voor visuele feedback wilt instellen, selecteert u Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Pen en aanraken. Deze voorkeuren zijn specifiek voor het aanraakscherm en de computer. ▲ Als u de voorkeuren voor linkshandige of rechtshandige gebruikers wilt instellen, selecteert u Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Instellingen voor Tablet PC > tabblad Overig.
Actietoetsen gebruiken Actietoetsen zijn bepaalde toetsen boven aan het toetsenbord waaraan aangepaste acties zijn toegewezen. Als u een actietoets wilt gebruiken, houdt u deze toets ingedrukt. De toegewezen actie wordt dan uitgevoerd. OPMERKING: Afhankelijk van de applicatie die u gebruikt, wordt er als u op fn en een van de actietoetsen drukt, in die applicatie een snelmenu geopend. OPMERKING: De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld.
Pictogram Actie Beschrijving Afspelen/pauzeren Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of hervatten. ● Als een audio-cd, dvd of bd niet wordt afgespeeld, drukt u op deze toets om het afspelen te starten of te hervatten. ● Als een audio-cd, dvd of bd wordt afgespeeld, drukt u op deze toets om het afspelen te onderbreken. Stoppen Hiermee stopt u het afspelen van een audio-cd, dvd of bd.
Hotkeys gebruiken Hotkeys zijn combinaties van de fn-toets (1) met de esc-toets (2) of met een van de pijltoetsen (3). Hotkey Beschrijving Systeeminformatie weergeven. fn+esc Hiermee geeft u informatie weer over de hardwareonderdelen en het versienummer van het systeem-BIOS. Omhoog schuiven. fn+pijl-omhoog Hiermee schuift u een pagina omhoog. Omlaag schuiven. fn+pijl-omlaag Hiermee schuift u een pagina omlaag. Naar het begin gaan.
4 40 Multimedia Hoofdstuk 4 Multimedia
Multimediavoorzieningen De computer bevat multimediavoorzieningen waarmee u muziek kunt beluisteren, naar films kunt kijken en afbeeldingen en foto's kunt bekijken.
Toetsen voor het afspelen van media gebruiken Met de toetsen voor het afspelen van media regelt u het afspelen van een audio-cd of een dvd of bd die in een (afzonderlijk aan te schaffen) externe optischeschijfeenheid is geplaatst. 42 ● Als een audio-cd of dvd niet wordt afgespeeld, drukt u op de toets afspelen/pauzeren (2) om de schijf af te spelen.
Multimediasoftware Op de computer is vooraf multimediasoftware geïnstalleerd. Als u een (afzonderlijk aan te schaffen) externe optischeschijfeenheid heeft, kunt u ook de volgende multimediataken uitvoeren: ● digitale media afspelen, waaronder audio- en video-cd's en audio- en video-dvd's; ● gegevens-cd's samenstellen of kopiëren; ● audio-cd's samenstellen, bewerken en branden; ● video's of films maken, bewerken en branden op een dvd of video-cd.
Multimediasoftware vanaf een schijf installeren Hoewel de computer geen optischeschijfeenheid heeft, kunt u op een van de volgende manieren eenvoudig gebruikmaken van software, applicaties installeren en toegang krijgen tot gegevens: ● Sluit een externe optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen of afzonderlijk aan te schaffen) aan op een van de USB-poorten van de computer. OPMERKING: Raadpleeg Externe schijfeenheden gebruiken op pagina 80 voor meer informatie over externe optischeschijfeenheden.
Audio Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende audiovoorzieningen te gebruiken: ● Muziek afspelen via de computerluidsprekers en/of aangesloten externe luidsprekers ● Geluid opnemen met de interne microfoon of een externe microfoon aansluiten ● Muziek downloaden van internet ● Multimediapresentaties maken met beeld en geluid ● Beeld en geluid overbrengen met expresberichtprogramma's ● Radioprogramma's streamen ● Audio-cd's maken (branden) met een optionele optischeschijfeenheid.
Als u externe apparaten zoals externe luidsprekers, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset, een televisietoestel of een headsetmicrofoon wilt aansluiten, raadpleegt u de bij het apparaat verstrekte informatie. Voor optimale resultaten zijn de volgende tips van belang: ● Zorg dat de apparaatkabel een connector met vier pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon) als audio-in (microfoon) ondersteunt. ● Zorg dat de apparaatkabel correct is aangesloten op de juiste connector van de computer.
Webcam De computer heeft een geïntegreerde webcam, die zich boven aan het beeldscherm bevindt. Met de geïntegreerde webcam kunt u video opnemen en delen. Ga als volgt te werk om de webcam te gebruiken: ▲ Dubbeltik op het pictogram HP TouchSmart of MediaSmart op de taakbalk en voer een van de volgende procedures uit: ● Tik op het videopictogram (1) op het scherm. Een venster met een webcamknop wordt geopend. ● Tik op de knop Webcam.
Neem voor de beste resultaten de volgende richtlijnen in acht bij het gebruik van de webcam: ● Als u problemen ondervindt bij het weergeven of verzenden van multimediabestanden naar iemand in een ander lokaal netwerk of buiten uw netwerkfirewall, schakelt u de firewall tijdelijk uit. Voer de gewenste acties uit en schakel de firewall vervolgens weer in.
Video Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende videovoorzieningen te gebruiken: ● Films bekijken ● Spelletjes spelen via internet ● Afbeeldingen en video's bewerken en presentaties maken ● Externe videoapparatuur aansluiten ● Televisiekijken via internet Externemonitorpoort gebruiken Via de externemonitorpoort kunt u een extern weergaveapparaat aansluiten op de computer, zoals een externe monitor of projector.
U sluit als volgt een video- of audioapparaat aan op de HDMI-poort: 1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer. 2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat volgens de instructies van de fabrikant. 3. Druk op de toets schakelen tussen beeldschermen op de computer om het beeld te schakelen tussen de weergaveapparaten die zijn aangesloten op de computer.
5 Energiebeheer 51
Computer afsluiten VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet heeft opgeslagen. Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het besturingssysteem, en vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld. Sluit de computer af in de volgende gevallen: ● Als u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer.
Energieapparaten instellen Standen voor energiebesparing gebruiken Standaard zijn twee energiebesparende voorzieningen ingeschakeld: de slaapstandvoorziening en de hibernationvoorziening. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knippert het aan/uit-lampje en wordt de inhoud van het scherm gewist. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen. Het beëindigen van de slaapstand gaat sneller dan het beëindigen van de hibernationstand.
Hibernationstand activeren of beëindigen Standaard is het systeem zo ingesteld dat de hibernationstand wordt geactiveerd als de computer 1.080 minuten (18 uur) inactief is geweest en op accuvoeding werkt, als de computer 1.080 minuten (18 uur) inactief is geweest en op een externe voedingsbron werkt of als de accu een kritiek laag ladingsniveau bereikt. U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer van het Configuratiescherm van Windows.
Ga als volgt te werk om het pictogram van de Accumeter te verbergen of weer te geven: 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het systeemvak). 2. Klik op Meldingspictogrammen aanpassen. 3. Selecteer onder Gedrag de optie Show icon and notifications (Pictogram en meldingen weergeven) voor het pictogram Energie. 4. Klik op OK.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen energiebesparende stand Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen van de slaapstand of de hibernationstand: 1. Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen. 3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn. 4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
Accuvoeding gebruiken Wanneer er zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Wanneer de computer is aangesloten op een externe netvoedingsbron, werkt de computer op netvoeding. Als er een opgeladen accu in de computer is geplaatst en de computer op externe voeding werkt via de netvoedingsadapter, schakelt de computer over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de computer.
Ga als volgt te werk om HP Accucontrole uit te voeren: 1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer. OPMERKING: Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe voedingsbron. 2. Selecteer Start > Help en ondersteuning > Problemen oplossen > Voeding, thermisch en mechanisch. 3. Klik op het tabblad Voeding en klik vervolgens op Accucontrole.
U plaatst de accu als volgt: 1. Sluit het beeldscherm en leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond. 2. Breng de tabs op de accu op één lijn met de uitsparingen aan de buitenrand van de accuruimte (1) en draai de accu in de accuruimte totdat de accu goed op zijn plaats zit (2). De accuvergrendeling (3) vergrendelt de accu automatisch. Accu opladen WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
Het acculampje op de computer geeft als volgt de status van de acculading aan: ● Uit: De computer werkt op accuvoeding. ● Knipperend oranje: De accu is bijna leeg of heeft een kritiek laag ladingsniveau bereikt, of er is een accufout. ● Oranje: De accu wordt opgeladen. ● Wit: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron en de accu is volledig opgeladen.
Problemen met lage acculading verhelpen VOORZICHTIG: Wacht met het herstellen van de voeding totdat het aan/uit-lampje uit is, om het risico van gegevensverlies te beperken wanneer het ladingsniveau van de accu in de computer kritiek laag is geworden en de hibernationstand is geactiveerd.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron. Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft. Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt. OPMERKING: Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Schakelen tussen grafische modi (alleen bepaalde modellen) Uw computer is uitgerust met Switchable Graphics en bevat twee modi voor het verwerken van afbeeldingen. Wanneer u overschakelt van netvoeding naar accuvoeding, kan de computer schakelen van de modus met hoge prestaties naar de energiebesparingsmodus, zodat de accu langer meegaat. Wanneer u overschakelt van accuvoeding naar netvoeding, kan de computer weer terugschakelen naar de modus met hoge prestaties.
Externe netvoeding gebruiken Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter. WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter, of een compatibele adapter die als accessoire is aangeschaft bij HP. Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties: ● Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
3. Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (3). Netvoedingsadapter testen Test de netvoedingsadapter als de computer is aangesloten op netvoeding en een van de volgende symptomen vertoont: ● De computer gaat niet aan. ● Het beeldscherm blijft leeg. ● Het aan/uit-lampje is uit. Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen: 1. Verwijder de accu uit de computer. 2. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en vervolgens op een stopcontact. 3.
6 66 Externe apparaten Hoofdstuk 6 Externe apparaten
Kaarten voor het digitale-mediaslot gebruiken Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur met digitale media, zoals camera's en pda's.
Digitale kaart verwijderen VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart, om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt. 1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart. OPMERKING: Als u een gegevensoverdracht wilt stoppen, klikt u op Annuleren in het kopieervenster van het besturingssysteem. 2. Ga als volgt te werk om een digitale kaart te verwijderen: a.
USB-apparaat gebruiken Via een USB-poort wordt een optioneel extern apparaat, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -schijf, -printer, -scanner of -hub, aangesloten op de computer. Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software. De computer heeft drie USB-poorten die ondersteuning bieden voor USB 1.0-, USB 1.1- en USB 2.0apparaten.
Ga als volgt te werk om een USB-apparaat te verwijderen: 1. Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. OPMERKING: U kunt het pictogram Hardware veilig verwijderen weergeven door te klikken op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het systeemvak). 2. Klik in de lijst op de naam van het apparaat. OPMERKING: Er verschijnt een melding dat de hardware veilig kan worden verwijderd. 3.
7 Schijfeenheden 71
Schijfeenheden hanteren Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert. Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures worden vermeld bij de desbetreffende procedures.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren Schijfdefragmentatie gebruiken Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste schijf zodat het systeem efficiënter werkt. OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's. U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt: 1.
HP ProtectSmart Hard Drive Protection gebruiken HP ProtectSmart Hard Drive Protection beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen te houden onder de volgende omstandigheden: ● U laat de computer vallen. ● U verplaatst de computer met gesloten beeldscherm, terwijl de computer op accuvoeding werkt. Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de schijfeenheid door HP ProtectSmart Hard Drive Protection hersteld.
OPMERKING: Als de computer op accuvoeding werkt en de acculading een kritiek laag niveau bereikt, staat HP ProtectSmart Hard Drive Protection toe dat de hibernationstand wordt geactiveerd. HP adviseert om de computer af te sluiten of om de slaapstand of hibernationstand te activeren voordat u de computer verplaatst.
Vaste schijf vervangen VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt: Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vasteschijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste schijf niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand of de hibernationstand staat. Als u niet zeker weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door de aan/uit-schakelaar te verschuiven.
b. 9. Verwijder het afdekplaatje van de vaste schijf (2). Trek het lipje van de vaste schijf naar links (1) om de vaste schijf los te koppelen. 10. Til de vaste schijf (2) uit de vasteschijfruimte. Ga als volgt te werk om een vaste schijf te installeren: 1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1).
2. Trek het lipje van de vaste schijf (2) naar rechts totdat de vaste schijf vastklikt. 3. Plaats het afdekplaatje van de vaste schijf terug: 4. 78 a. Steek de lipjes (1) op het afdekplaatje van de vaste schijf in de uitsparingen op de computer. b. Sluit het afdekplaatje (2). c. Draai de schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf vast (3). Plaats het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment terug: a.
c. Draai de twee schroeven van het afdekplaatje van het compartiment voor de geheugenmodule vast (2). 5. Plaats de accu terug. 6. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 7. Schakel de computer in.
Externe schijfeenheden gebruiken Verwisselbare externe schijfeenheden bieden u meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken van informatie.
Optische schijf verwijderen als de schijflade niet opengaat Ga als volgt te werk als de lade niet opengaat: 1. Steek het uiteinde van een paperclip (1) in de ontgrendelingsopening in het voorpaneel van de schijfeenheid. 2. Druk voorzichtig op de paperclip om de lade te ontgrendelen en trek de lade vervolgens zo ver mogelijk uit (2). 3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt.
Een optischeschijfeenheid delen Hoewel de computer geen geïntegreerde optischeschijfeenheid heeft, kunt u eenvoudig gebruikmaken van software, applicaties installeren en toegang krijgen tot gegevens door een optischeschijfeenheid te delen die is aangesloten op een andere computer in het netwerk. Het delen van schijfeenheden is een voorziening van het besturingssysteem Windows, waardoor een schijfeenheid op een computer toegankelijk is voor andere computers binnen hetzelfde netwerk.
8 Geheugenmodules 83
Geheugenmodules toevoegen of vervangen De computer heeft twee geheugenmodulecompartimenten, die zich aan de onderkant van de computer bevinden. U kunt de geheugencapaciteit van de computer vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule uit te voeren.
8. Verwijder het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment (2). 9. Bij het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule: a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg. De geheugenmodule kantelt naar boven. b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule bij de randen vast, om te voorkomen dat de geheugenmodule wordt beschadigd.
10. Plaats een nieuwe geheugenmodule: VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule bij de randen vast, om te voorkomen dat de geheugenmodule wordt beschadigd. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan en buig de geheugenmodule niet. a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het geheugenmoduleslot. b.
13. Draai de twee schroeven van het afdekplaatje van het compartiment voor de geheugenmodule vast (2). 14. Plaats de accu terug. 15. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 16. Schakel de computer in.
9 88 Beveiliging Hoofdstuk 9 Beveiliging
Computer beschermen De standaard beveiligingsvoorzieningen die worden geboden door het besturingssysteem Windows® en het setupprogramma, dat geen deel uitmaakt van Windows, kunnen uw persoonlijke instellingen en gegevens beschermen tegen uiteenlopende veiligheidsrisico's.
Wachtwoorden gebruiken Een wachtwoord is een door uzelf gekozen combinatie van tekens ter beveiliging van uw computergegevens. U kunt verschillende typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw gegevens wilt regelen. U kunt wachtwoorden instellen in Windows of in het setupprogramma dat vooraf op de computer is geïnstalleerd. VOORZICHTIG: Noteer elk wachtwoord dat u instelt om te voorkomen dat u geen toegang tot de computer heeft.
Wachtwoorden instellen in het setupprogramma Wachtwoord Beheerderswachtwoord* ● Hiermee beveiligt u de toegang tot het setupprogramma. ● Nadat u dit wachtwoord heeft ingesteld, voert u het opnieuw in telkens wanneer u het setupprogramma opent. VOORZICHTIG: Als u het beheerderswachtwoord vergeten bent, kunt u het setupprogramma niet openen. Opstartwachtwoord* ● Hiermee beschermt u de toegang tot de inhoud van de computer.
Beheerderswachtwoord beheren U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen: 1. Open het setupprogramma door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op f10 wanneer het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu) in de linkerbenedenhoek van het scherm verschijnt. – of – Open het setupprogramma door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten.
Opstartwachtwoord beheren U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen: 1. Open het setupprogramma door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op f10 wanneer het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu) in de linkerbenedenhoek van het scherm verschijnt. – of – Open het setupprogramma door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten.
Antivirussoftware gebruiken Wanneer u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, kunt u hem blootstellen aan computervirussen. Computervirussen kunnen het besturingssysteem, programma's of hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd, en kan in sommige gevallen de schade worden hersteld.
Firewallsoftware gebruiken Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, kunnen anderen op ongeoorloofde wijze toegang krijgen tot de computer, uw persoonlijke bestanden en informatie over u. Met de firewallsoftware die vooraf is geïnstalleerd op de computer, kunt u uw privacy beschermen. Firewalls bevatten voorzieningen zoals logboek- en rapportagefuncties van netwerkactiviteiten en automatische bewaking van al het inkomende en uitgaande gegevensverkeer.
Essentiële beveiligingsupdates installeren VOORZICHTIG: Microsoft verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële updates. Als u de computer wilt beschermen tegen beveiligingsschendingen en computervirussen, installeert u alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwingsbericht ontvangt. Nadat de computer is afgeleverd, zijn er mogelijk updates beschikbaar gekomen voor het besturingssysteem en andere software.
Optionele beveiligingskabel installeren OPMERKING: Van een beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. 1. Leg de beveiligingskabel in een lus om een voorwerp dat niet verplaatst kan worden. 2. Plaats het sleuteltje (1) in het kabelslot (2). 3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel. 4.
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor aan de rechterkant van het scherm. Vingerafdrukken registreren Met een vingerafdruklezer kunt u zich bij Windows aanmelden met een vingerafdruk die u heeft vastgelegd met de DigitalPersona Personal-software, in plaats van met een Windows-wachtwoord. U legt als volgt een of meer vingerafdrukken vast: 1.
Klik op No (Nee) als u geen andere vingerafdrukken wilt vastleggen. De pagina "Registration Complete" (Vastleggen voltooid) verschijnt. 9. Klik op Finish (Voltooien). OPMERKING: Elke gebruiker die via een vingerafdruk toegang wil hebben tot de computer, moet stap 1 tot en met 9 doorlopen. Uw vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows U meldt u als volgt aan bij Windows met uw vingerafdruk: 1. Meteen nadat u uw vingerafdrukken heeft vastgelegd, start u Windows opnieuw. 2.
10 Back-up en herstel Het herstel na een systeemfout is zo volledig als uw meest recente back-up. HP raadt daarom aan onmiddellijk nadat u de software heeft geïnstalleerd, herstelschijven te maken. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben.
Herstelschijven maken U wordt aangeraden herstelschijven te maken zodat u het systeem kunt terugzetten op de oorspronkelijke fabrieksstatus in geval van een ernstige systeemfout of instabiliteit van het systeem. Maak deze schijven zodra u de computer voor het eerst heeft geïnstalleerd. Behandel deze schijven met zorg en bewaar ze op een veilige plek. Met deze software kunt u slechts één set herstelschijven maken.
Back-up van gegevens maken Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben. Maak in de volgende situaties een back-up van het systeem: ● periodiek, op basis van een back-upschema; OPMERKING: Stel herinneringen in om periodiek een back-up te maken van uw informatie. ● voordat de computer wordt hersteld; ● voordat u hardware of software toevoegt of wijzigt.
OPMERKING: Zorg dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u het backupproces start. OPMERKING: Het back-upproces kan meer dan een uur in beslag nemen, afhankelijk van de bestandsgrootte en de snelheid van de computer. 1. Klik op Start > Alle programma's > Onderhoud > Back-up maken en terugzetten. 2. Volg de instructies op het scherm om een back-up in te stellen en te maken. OPMERKING: Windows® bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van uw computer te verbeteren.
Terugkeren naar een herstelpunt van een bepaalde datum en tijd U gaat als volgt terug naar een herstelpunt (gemaakt op een eerdere datum en tijd) waarop de computer optimaal werkte: 1. Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeem. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeembeveiliging. 3. Klik op het tabblad Systeembeveiliging. 4. Klik op Systeemherstel. 5. Volg de instructies op het scherm.
Herstelactie uitvoeren OPMERKING: U kunt alleen bestanden herstellen waarvan u eerder een back-up heeft gemaakt. Het wordt aanbevolen om HP Recovery Manager te gebruiken om direct een set herstelschijven (een volledige back-up van de vaste schijf) te maken nadat u de computer heeft geïnstalleerd. Met Recovery Manager kunt u het systeem repareren of herstellen als het systeem instabiel is of als er een systeemstoring is opgetreden.
bericht "Press for recovery" (Druk op f11 voor herstellen) op het scherm wordt weergegeven, drukt u op f11. 2. Klik op Systeemherstel in het venster Recovery Manager. 3. Volg de instructies op het scherm.
11 Setupprogramma (BIOS) 107
Het setupprogramma starten Setupprogramma is een hulpprogramma op ROM-basis voor het weergeven van informatie en het aanbrengen van aanpassingen dat ook kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem Windows® niet werkt. Het hulpprogramma geeft informatie over de computer en biedt instellingen voor opstarten, beveiliging en andere voorkeuren. Ga als volgt te werk om het setupprogramma te starten: ▲ Open het setupprogramma door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten.
Setupprogramma gebruiken Taal van setupprogramma wijzigen De volgende procedure beschrijft hoe u de taal van het setupprogramma wijzigt. Als het setupprogramma nog niet actief is, begint u bij stap 1. Als het setupprogramma al actief is, begint u bij stap 2. 1. Open het setupprogramma door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op f10 wanneer het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu) in de linkerbenedenhoek van het scherm verschijnt.
Systeeminformatie weergeven De volgende procedure beschrijft hoe u systeeminformatie weergeeft in het setupprogramma. Als het setupprogramma niet is geopend, begint u bij stap 1. Als het setupprogramma is geopend, begint u bij stap 2. 1. Open het setupprogramma door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op f10 wanneer het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu) in de linkerbenedenhoek van het scherm verschijnt.
Setupprogramma afsluiten U kunt bij het afsluiten van het setupprogramma uw wijzigingen opslaan of negeren. ● Ga als volgt te werk als u het setupprogramma wilt afsluiten en de wijzigingen van de huidige sessie wilt opslaan: Als de menu's van het setupprogramma niet worden weergegeven, drukt u op esc om terug te gaan naar de menuweergave. Selecteer vervolgens met de pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen opslaan) en druk op enter.
Menu's van het setupprogramma De menutabellen in dit gedeelte bieden een overzicht van de opties van het setupprogramma. OPMERKING: Sommige van deze menuopties in het setupprogramma die in dit hoofdstuk worden vermeld, worden mogelijk niet ondersteund door de computer. Main (Hoofdmenu) Selecteren Werking System information (Systeeminformatie) ● Tijd en datum van het systeem weergeven en instellen. ● Identificatiegegevens over de computer weergeven.
Selecteren Werking ● Internal Network Adapter Boot (Opstarten vanaf netwerkdapter): hiermee kunt u het opstarten vanaf een externe netwerkdapter in-/ uitschakelen.
BIOS bijwerken Mogelijk zijn op de website van HP bijgewerkte versies van het BIOS beschikbaar. De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn ingepakt in gecomprimeerde bestanden die SoftPaqs worden genoemd. Bepaalde downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt dat informatie bevat over het installeren van het bestand en het oplossen van problemen daarmee.
Een BIOS-update downloaden: 1. Open de pagina op de HP-website met de software voor uw computer: Selecteer Start > Help en ondersteuning > Maintain (Onderhoud). 2. Volg de instructies op het scherm om uw computer te herkennen en de BIOS-update te openen die u wilt downloaden. 3. Voer in het downloadgebied de volgende stappen uit: a. Bekijk welke BIOS-update hoger is dan de BIOS-versie die momenteel op uw computer is geïnstalleerd. Noteer de datum, naam of andere kenmerkende gegevens.
A Productinformatie 116 Bijlage A Productinformatie
Ingangsvermogen De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt reizen met de computer. De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor gelijkstroom.
Vereisten voor de omgeving Factor Metrisch VS In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F Temperatuur Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie) In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90% Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95% In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10000 ft Buiten bedrijf -15 m tot 12192 m -50 ft tot 40000 ft Maximale hoogte (zonder drukcabine) 118 Bijlage A Productinformatie
Reizen met de computer Neem voor optimale resultaten de volgende transportrichtlijnen in acht: ● Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport: ◦ Maak een back-up van uw gegevens. ◦ Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals digitale kaarten. VOORZICHTIG: Verwijder media uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit de schijfhouder haalt en voordat u de schijfeenheid vervoert, verstuurt of opbergt.
Onderhoud Beeldscherm reinigen VOORZICHTIG: Voorkom blijvende schade aan de computer: spuit nooit water, vloeibare schoonmaakmiddelen of chemische producten op het beeldscherm. Maak het beeldscherm regelmatig schoon met een zachte, vochtige en pluisvrije doek om vlekken en stof te verwijderen. Als het beeldscherm nog niet geheel schoon is, gebruikt u antistatische vochtige doekjes of een antistatisch schoonmaakmiddel speciaal voor beeldschermen.
Labels De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt. ● Servicelabel: biedt belangrijke informatie, waaronder: ◦ Productnaam (1). Dit is de productnaam die aan de voorkant van de computer zichtbaar is. ◦ Serienummer (s/n) (2). Dit is een alfanumerieke identificatiecode die uniek is voor elk product. ◦ Artikelnummer/productnummer (p/n) (3).
Index Symbolen en getallen Reinigen, touchpad en toetsenbord 120 A Aan/uit-lampje, herkennen 6 Aan/uit-schakelaar, herkennen 6 Aanraakscherm gebruiken 32 uitvoeren, schermacties 33 voorkeuren 36 Aansluiten, externe netvoedingsbron 64 Aanwijsapparaten voorkeuren instellen 27 Accu afvoeren 62 kalibreren 61 lage acculading 60 ontladen 60 opbergen 61 opladen 59 plaatsen 58 vervangen 62 verwijderen 58 voeding besparen 54 Accu, temperatuur 61 Accucontrole 57 Acculampje 7, 59 Accu-ontgrendeling 11, 58 Accuruimte,
Certificaat van echtheid, label 121 Coderen 20 Computer, reizen met 119 Computer reageert niet 52 Configureren, HDMI 50 Connector, netvoeding 7 D Dempen, toets gebruiken 45 Diagnostics (Diagnostische gegevens), menu 113 Digitale kaart ondersteunde indelingen 67 plaatsen 67 verwijderen 68 Digitale-mediaslot, herkennen 7 Diskettedrive 80 Draadloos netwerk (WLAN) benodigde apparatuur 18 beveiliging 20 draadloze communicatie beveiligen 20 instellen 18 Draadloze communicatie, bedieningselementen Besturingssystee
Ingangsvermogen 117 Installatie van draadloos netwerk 18 Interne microfoons, herkennen 9 Internet internetprovider 13 Internetprovider 13 Internet Services & Offers 13 Internetverbinding instellen 18 Invoeren, opstartwachtwoord 93 K Kabels USB 69 Kalibreren, accu 61 Kennisgevingen label met kennisgevingen 121 labels met keurmerken voor draadloze communicatie 121 Klikken instellingen wijzigen 36 testen 36 Knijpbeweging op het aanraakscherm 35 knijpen, touchpadbeweging 29 Knoppen draadloze communicatie 7, 16
S Schakelaar, aan/uit 6 Scharnier, herkennen 9 Schermstanden, herkennen 33 Schijfdefragmentatie, software 73 Schijfeenheden diskette 80 externe 80 externe aansluiten 80 hanteren 72 Opstartvolgorde 112 optische 80 vaste 76, 77, 80 Schijfeenheidlampje 8, 74 Schijfmedia 53 Schijfopruiming, software 73 Schuifbeweging op het aanraakscherm 34 Schuiven, touchpadbeweging 28 Security (Beveiliging), menu 112 Serienummer, van computer 121 Servicelabel 121 setupprogramma wachtwoorden ingesteld in 91 Setupprogramma beëi
ingesteld in setupprogramma 91 instellen in Windows 90 opstartwachtwoord 92 Webcam aanpassen, eigenschappen 48 herkennen 9 Webcamlampje, herkennen 9 Windows, wachtwoorden ingesteld in 90 Windows-applicatietoets, herkennen 5 Windows-logotoets, herkennen 5 Windows-wizard Verbinding met internet maken 14 Wireless Assistant software 15, 17 WLAN-antennes, herkennen 9 WLAN-apparaat 121 WLAN-label 121 WWAN-antennes, herkennen 9 WWAN-apparaat 21 126 Index