Operation Manual
62 Gebruikershandleiding
Problemen oplossen
Ga als volgt te werk als het beeld onscherp is:
❏ Controleer of u het lenskapje hebt verwijderd.
❏ Open het schermmenu en draai aan de focusring. (De grootte van
het beeld mag hierbij niet veranderen. Als dit wel het geval is,
draait u aan de zoomring in plaats van de focusring.)
❏ Controleer of de afstand tussen het projectiescherm en de
projector 1,2 tot 12 meter bedraagt.
❏ Als er een computer is aangesloten, stelt u de beeldresolutie van
de computer in op 1024 x 768 pixels.
❏ Controleer of de projectielens vuil is.
Ga als volgt te werk als het beeld ondersteboven of negatief wordt weergegeven:
❏ De instelling voor de positie van de projector is onjuist. Open het
schermmenu, kies Setup > Projector position en selecteer de
juiste instelling.
Ga als volgt te werk als het beeld te klein of te groot is:
❏ Draai aan de zoomring bovenop de projector.
❏ Controleer of de afstand tussen het projectiescherm en de
projector 1,2 tot 12 meter bedraagt.
❏ Open het schermmenu en kies Adjust picture > Aspect ratio.
Stel de waarde in op Best Fit of Fill. Als u een afbeelding in
breedbeeld weergeeft, moet u de hoogte-breedteverhouding
instellen op 16:9.
Ga als volgt te werk als het beeld schuine randen heeft:
❏ Zet de projector zo neer dat het beeld middenboven of
middenonder het scherm wordt weergegeven.
❏ De projector kan schuine randen van het beeld automatisch
corrigeren wanneer het apparatuur naar boven of naar onderen is
gekanteld. In bepaalde situaties moet u het beeld echter extra
corrigeren. Open het schermmenu en kies Adjust picture >
Keystone correction. Pas de horizontale en verticale instellingen
naar wens aan of schakel de functie voor automatische
keystone-correctie in of uit.










