User guide
OPMERKING: Zorg ervoor dat u het juiste papier gebruikt wanneer u het papier vervangt.
● Selecteer de afdrukstand.
4. Kies uit het pop-upmenu Papiersoort/Kwaliteit en kies vervolgens de volgende instellingen:
● Papiertype: de juiste soort fotopapier
● Kwaliteit: Selecteer de optie die de beste kwaliteit of de maximale dpi biedt.
● Klik op het driehoekje Kleuropties en selecteer dan de juiste Fotoherstel optie.
– Uit: brengt geen wijzigingen aan de afbeelding.
– Aan: hiermee wordt het beeld automatisch scherp gesteld; hiermee past u de scherpte van
het beeld enigszins aan.
5. Selecteer desgewenst nog andere afdrukinstellingen en klik op Afdrukken.
Afdrukken op enveloppen
Vermijd het gebruik van enveloppen met de volgende kenmerken:
● Zeer gladde afwerking
● Plakbanden, sluitingen of vensters
● Dikke, onregelmatige of gekrulde randen
● Gekreukelde, gescheurde of anderszins beschadigde enveloppen
Zorg ervoor dat de enveloppen die u in de printer plaatst scherp gevouwen zijn.
OPMERKING: Zie voor meer informatie over afdrukken op enveloppen de documentatie van het
softwareprogramma dat u gebruikt.
Enveloppen afdrukken (Windows)
1. Plaats papier in de invoerlade. Zie Afdrukmateriaal laden op pagina 11 voor meer informatie.
2. In het menu Bestand van uw software klikt u op Afdrukken.
3. Zorg ervoor dat uw printer is geselecteerd.
4. Klik op de knop waarmee u het dialoogvenster Eigenschappen opent.
Afhankelijk van uw softwaretoepassing heeft deze knop de naam Eigenschappen, Opties,
Printerinstellingen, Printereigenschappen, Printer of Voorkeuren.
OPMERKING: Maak de wijzigingen in de HP-software die bij de printer is geleverd om de
afdrukinstellingen voor alle afdruktaken in te stellen. Zie Hulpprogramma's printerbeheer
op pagina 98 voor meer informatie over de HP-software.
5. Selecteer de gepaste opties in het tabblad Snelkoppelingen afdrukken of Snelkoppeling afdrukken.
Om andere afdrukinstellingen te wijzigen, klikt u op de andere tabbladen.
Voor meer afdruktips, zie Tips voor succesvol afdrukken op pagina 28.
OPMERKING: Als u het Papierformaat wijzigt, zorg er dan voor dat u het correcte papier in de
invoerlade plaatst en dat u het papierformaat op het bedieningspaneel van de printer instelt.
24 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW