Operation Manual
3–12 Handleiding voor de software
Beveiliging
4. Selecteer met de pijltoetsen het menu Security
(Beveiliging) > DriveLock passwords
(DriveLock-wachtwoorden) en druk op
enter.
5. Selecteer de locatie van de vaste schijf en druk op
f10.
6. Kies voor het veld Protection (Beveiliging) de optie Enable
(Inschakelen).
7. Lees de waarschuwing. Druk op
f10 om door te gaan.
8. Typ het gebruikerswachtwoord in het veld New Password
(Nieuw wachtwoord) en in het veld Verify New Password
(Nieuw wachtwoord bevestigen) en druk op
f10.
9. Typ het hoofdwachtwoord in het veld New Password (Nieuw
wachtwoord) en in het veld Verify New Password (Nieuw
wachtwoord bevestigen) en druk op
f10.
10. Bevestig de DriveLock-beveiliging van de geselecteerde
schijfeenheid door
DriveLock te typen in het bevestigingsveld
en op
f10 te drukken.
11. Als u de DriveLock-instellingen wilt opslaan, selecteert u
File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan
en afsluiten) en volgt u de instructies op het scherm.
Uw voorkeuren worden opgeslagen als u Computer Setup
(Computerinstellingen) afsluit. Ze zijn van kracht wanneer de
notebookcomputer opnieuw wordt gestart.
DriveLock-wachtwoorden invoeren
1. Controleer of de vaste schijf zich in de notebookcomputer
bevindt (niet in een optionele poortreplicator of externe
MultiBay).
2. Wanneer u wordt gevraagd het DriveLock-wachtwoord in te
voeren, typt u het gebruikerswachtwoord of het
hoofdwachtwoord (met dezelfde toetsen als waarmee u het
wachtwoord heeft ingesteld). Druk daarna op
enter.
3. Als u twee maal het verkeerde wachtwoord heeft ingevoerd,
moet u de notebookcomputer opnieuw starten om het
opnieuw te proberen.