HP LaserJet M9040/M9050 MFP Embedded Web Server - User Guide
Table Of Contents
- Overzicht
- De productstatus bekijken op de informatieschermen van de HP EWS
- Het product configureren vanaf de schermen van het tabblad Instellingen
- Opties voor digitaal versturen instellen
- Netwerkfuncties beheren vanuit de schermen van het tabblad Netwerk
- Overige koppelingen als hulpbron gebruiken
- Index

Onderdeel Gebied op het scherm Informatie over of mogelijkheden van het gebied
door het apparaat gebruikt voor toegang tot de LDAP-map als een gebruiker
het apparaat gebruikt.
7 LDAP-server Voer de hostnaam of het TCP/IP-adres van de LDAP-server in waarvan de
database het centrale adresboek bevat.
OPMERKING: Sommige apparaten herkennen alleen TCP/IP-adressen.
In zulke gevallen worden hostnamen naar het equivalente TCP/IP-adres
geconverteerd.
8 Poort Voer het TCP/IP-poortnummer in waarmee de server LDAP-verzoeken
verwerkt. Deze poort is meestal poort 3268.
9 Server zoeken Klik op deze knop om te zoeken naar beschikbare LDAP-servers.
10 Instellingen zoeken Klik op deze knop om het product de beste instellingen voor de opgegeven
server te laten vinden wanneer er gezocht wordt in de LDAP-database.
11 Zoekopdracht Voer de Distinguished Name (DN) van de vermelding in de LDAP-
directorystructuur in waarmee het zoeken naar het adres moet beginnen.
Een DN bestaat uit paren van "attribuut=waarde", gescheiden door
komma's. Bijvoorbeeld:
ou=naam afdeling,o=naam bedrijf
ou=marketing,o=Hewlett Packard,c=VS
o=hp.com
ou=engineering,cn=gebruikers,dc=hp,dc=com
OPMERKING: Voor bepaalde LDAP-servers kan de zoekopdracht leeg
gelaten worden (in dit geval wordt het knooppunt van de zoekopdracht
verondersteld).
12
Ophaalmethode
gebruikersinformatie van
apparaat
Standaardinstellingen
Exchange 5.5
Selecteer deze optie als u verbinding
maakt met een Microsoft Exchange 5.5-
server waarop LDAP wordt uitgevoerd.
De LDAP-attribuutwaarden worden
automatisch ingesteld.
Standaardinstellingen Active
Directory
Selecteer deze optie als u verbinding
maakt met een Microsoft Exchange
Server 2000 waarop LDAP wordt
uitgevoerd. De LDAP-attribuutwaarden
worden automatisch ingesteld.
Aangepast Selecteer deze optie als u handmatig de
LDAP-attribuutwaarden moet
configureren.
13 De ingevoerde naam overeen
laten komen met het LDAP-
attribuut van
Voer het attribuut in de LDAP-database in waarmee u een persoon in het
adresboek aangeeft. De waarde van dit attribuut wordt vergeleken met de
naam die de gebruiker invoert om het e-mailadres van de persoon te
verkrijgen. Hieronder volgen een paar mogelijke LDAP-attributen:
●
uid: gebruikersnaam
●
cn: algemene naam
●
sn: achternaam
●
givenName: voornaam
Tabel 4-9 Adresseringsinstellingen (vervolg)
NLWW Adresseringsinstellingen 91