Operation Manual
Blz. 22-40
Het programma activeren
Als u de programma’s hebt ingevoerd in de volgorde zoals hierboven
aangegeven, zult u in uw subdirectory MOHRC de volgende variabelen
hebben: PTTL, σAXS, PLPNT, σLBL, PPTS, DDIAM. Door op L te drukken,
vindt u ook: PCIRC, DAXES, ATN2, CC&r, INDAT, MOHRC. Activeer het
programma eenmaal door op de softtoets met het label @MOHRC te drukken voor u
de variabelen herschikt. Gebruik het volgende:
@MOHRC start het hoofdprogramma MOHRCIRCL
25˜ Voert σx = 25 in
75˜ Voert σy = 75 in
50` Voert τxy = 50 in en beëindigt de
gegevensinvoer.
Nu roept het programma MOHRCIRCL de subprogramma’s op om de cirkel te
maken. Wees geduldig. De resulterende cirkel van Mohr zal er uit zien als de
linkerafbeelding.
Omdat deze weergave van PICT werd aangeroepen via de functie PVIEW,
kunnen we geen andere informatie uit het diagram krijgen dan de afbeelding
zelf. Om aanvullende informatie te verkrijgen van de cirkel van Mohr, sluit u het
programma af door op $te drukken. Druk daarna op š om de inhoud van
PICT weer op te roepen in de grafische omgeving. De cirkel van Mohr ziet er
nu uit als in de rechterafbeelding (zie hierboven).
Druk op de softmenutoetsen @TRACE en @(x,y)@. Onder in het scherm vindt u de
waarde van
φ
die overeenkomt met het punt A(σx, τxy), d.w.z.
φ
= 0,
(2.50E1, 5.00E1).
Druk op de pijltoets naar rechts (™) om de waarde van
φ
te verhogen en de
corresponderende waarde (σ’
xx
, τ’
xy
) te bekijken. Bijvoorbeeld, voor
φ
= 45
o
,
hebben we de waarden (σ’
xx
, τ’
xy
) = (1.00E2, 2.50E1) = (100, 25). De
waarde van σ’
yy
zal worden gevonden in een hoek van 90
o
vooruit, d.w.z.
φ
=