Operation Manual

Blz. 22-19
3 – Voer de naam in (en bereik, indien nodig) van de onafhankelijke en
afhankelijke variabelen
4 – Voer de specificaties van de assen in als een lijst { center atick x-label y-
label }
5 – Gebruik ERASE, DRAX, LABEL, DRAW om een volledig gelabelde grafiek
met assen te maken.
Dezelfde aanpak kan worden gebruikt om diagrammen te maken met een
programma, behalve dat u in een programma het commando PICTURE moet
toevoegen na het oproepen van de functie DRAW om het grafische scherm
terug naar het stapelgeheugen op te roepen.
Voorbeelden van diagrammen gemaakt met programma’s
In deze paragraaf laten we hoe u de laatste drie voorbeelden kunt
implementeren met programma’s. Activeer het menu PLOT voor u het
programma invoert om het invoeren van grafische commando’s te
vergemakkelijken („ÌC, zie hierboven).
Voorbeeld 1 – Een functie-diagram
. Voer het volgende programma in:
« Activeert het programma
{PPAR EQ} PURGE Wist de huidige PPAR en EQ
r’ STEQ Slaat ‘r’ op in EQ
‘r’ INDEP Stelt ‘r’ als de onafh. variabele in
‘s’ DEPND Stelt ‘s’ als de afhankelijke
variabele
FUNCTION Kiest FUNCTION als het
diagramtype
{ (0.,0.) {.4 .2}
“Rs” “Sr” } AXES
–1. 5. XRNG Bepaalt het x-bereik
–1. 5. YRNG Bepaalt het y-bereik
ERASE DRAW DRAX LABEL Wist en tekent het diagram, assen en
labels
PICTURE » Roept het grafische scherm op in het
stapelgeheugen