Operation Manual
Blz. 22-18
2.2 \# 2.2 @XRNG Definieert (-2.2,2.2) als het x-bereik
1.1 \# 1.1 @YRNG L Definieert (-1.1,1.1) als het y-bereik
{ (0,0) {.4 .2} “X(t)” “Y(t)”} ` Definitielijst van de assen
@AXES Definieert het midden van de assen,
de merkstreepjes en de labels
L @)PLOT Keert terug naar het menu PLOT
@ERASE @DRAX L @LABEL Wist diagram, tekent assen en labels
L @DRAW Tekent de functie en toont het diagram
@)EDIT L@MENU LL@)PICT @CANCL Beëindigt het diagram
Voorbeeld 3 – Een polair diagram
:
„ÌC Activeert het menu PLOT
@)PTYPE @POLAR Kiest POLAR als het diagramtype
‘1+SIN(θ)’ `„@@EQ@@ Slaat de complexe funct. r = f(θ) op
in EQ
@)PPAR Toont de parameters van het diagram
{ θ 0 6.29} ` @INDEP Definieert ‘θ’ als de onafh. variabele
~y` @DEPND Definieert ‘Y’ als de afhankelijke
variabele
3 \# 3 @XRNG Definieert (-3,3) als het x-bereik
0.5 \# 2.5 @YRNG L Definieert (-0.5,2.5) als het y-bereik
{ (0,0) {.5 .5} “x” “y”} ` Definitielijst van de assen
@AXES Definieert het midden van de assen,
de merkstreepjes en de labels
L @)PLOT Keert terug naar het menu PLOT
@ERASE @DRAX L @LABEL Wist diagram, tekent assen en labels
L @DRAW Tekent de functie en toont het diagram
@)EDIT L@MENU Wist de menulabels
LL@)PICT @CANCL Keert terug naar het normale
beeldscherm van de rekenmachine
Uit deze voorbeelden zien we een patroon voor het interactief aanmaken van
een tweedimensionele grafiek via het menu PLOT:
1 – Kies PTYPE.
2 – Sla de te plotten functie op in variabele EQ (met de passende notatie, bijv.,
‘X(t)+iY(t)’ voor PARAMETRIC).