Operation Manual

Blz. 22-16
{ x-column y-column slope intercept model }
terwijl ze tegelijk PPAR met de hierboven getoonde notatie gebruiken.
De betekenis van de verschillende parameters in PPAR en ΣDAT werd
weergegeven in de voorgaande paragraaf.
Driedimensionele grafieken
De beschikbare driedimensionele grafieken, namelijk de opties Slopefield,
Wireframe, Y-Slice, Ps-Contour, Gridmap en Pr-Surface, gebruiken de variabele
VPAR met de volgende notatie:
{x
left
, x
right
, y
near
, y
far
, z
low
, z
high
, x
min
, x
max
, y
min
, y
max
,
x
eye
, y
eye
, z
eye
, x
step
, y
step
}
Deze waardenparen van x, y en z vertegenwoordigen het volgende:
Dimensies van het weergaveparallelopipedum (x
left
, x
right
, y
near
,
y
far
, z
low
, z
high
)
Bereik van de onafhankelijke variabelen x en y (x
min
, x
max
, y
min
,
y
max
)
Plaats van het oogpunt (x
eye
, y
eye
, z
eye
)
Aantal stappen in de richting van x en y (x
step
, y
step
)
Driedimensionele grafieken vereisen tevens de variabele PPAR met de hierboven
getoonde parameters.
De variabele EQ
Alle diagrammen, behalve die gebaseerd zijn op ΣDAT, vereisen ook dat u de
te plotten functie of functies definieert door de uitdrukkingen of verwijzingen
naar deze functies op te slaan in de variabele EQ.
In het kort: om een diagram in een programma aan te maken, moet u zonodig
EQ laden. Laad daarna PPAR, PPAR en ΣPAR of PPAR en VPAR. Gebruik
tenslotte de naam van het juiste diagramtype: FUNCTION, CONIC, POLAR,
PARAMETRIC, TRUTH, DIFFEQ, BAR, HISTOGRAM, SCATTER, SLOPE,
WIREFRAME, YSLICE, PCONTOUR, GRIDMAP of PARSURFACE om uw
diagram te maken.