Operation Manual

Blz. 21-2
Toetsencombinaties Resulteert in: Geïnterpreteerd als:
‚å « Activeert een RPL-
programma
[']~„x™K 'x' STO Slaat niveau 1 op in variabele x
~„x x Plaatst x op niveau 1
„´@)HYP @SINH SINH Berekent sinh van niveau 1
1#~„x „º 1 x SQ Voert 1 in en berekent x²
„´@LIST @ADD@
ADD Berekent (1+x
2
),
/ / deelt daarna
[']~„x™
'x'
„°@)@MEM@@ @)@DIR@@ @PURGE PURGE Verwijdert variabele x
` programma op niveau 1
_______________________ __________ _____________________
Gebruik [']~„gK om het programma op te slaan
Druk op J om terug te keren naar uw variabelenmenu en evalueer g(3.5)
door de waarde van het argument op niveau 1 in te voeren (3.5`)
en dan op @@@g@@ te drukken. Het resultaat is 1.2485..., bijvoorbeeld, g(3.5)=
1.2485. Probeer ook g({1 2 3}) te verkrijgen door de lijst in te voeren op
niveau 1 van het venster: „ä1#2#3` en op @@g@ te
drukken. Het resultaat is nu {SINH(1)/2 SINH(2)/5 SINH(3)/10} als het CAS
is ingesteld op de
EXACT modus. Indien uw CAS is ingesteld op de modus
APPROXIMATE, zal het resultaat {0.5876.. 0.7253… 1.0017…} zijn.
Globale en lokale variabelen en sub-programma’s
Het programma @@@g@@@, hierboven gedefinieerd, kan worden weergegeven als
«
'x' STO x SINH 1 x SQ ADD / 'x' PURGE »
met @@@g@@@.
U ziet dat het programma de variabelenaam x gebruikt om de waarde op
niveau 1 van het stapelgeheugen op te slaan door middel van de
programmastappen
'x' STO. De variabele x wordt, terwijl het programma
wordt uitgevoerd, opgeslagen in uw variabelenmenu, net als elke andere
variabele die u al had opgeslagen. Na het berekenen van de functie verwijdert