Operation Manual
Blz. 18-2
Als u een kolomvector in variabele ΣDAT wilt opslaan, gebruikt u de functie
STO
Σ, via de catalogus (‚N), bijvoorbeeld STOΣ (ANS(1)) in de ALG-
modus.
Voorbeeld 1
– Maak met het programma LXC, zie hierboven, een kolomvector
met de volgende gegevens: 2.1 1.2 3.1 4.5 2.3 1.1 2.3 1.5 1.6 2.2
1.2 2.5.
Zet de gegevens in de RPG-modus in een lijst:
{2.1 1.2 3.1 4.5 2.3 1.1 2.3 1.5 1.6 2.2 1.2 2.5 } `@LXC
Gebruik de functie STO
Σ om de gegevens in ΣDAT op te slaan.
Opmerking:
u kan eveneens de statistische gegevens invoeren door een
statistische toepassing te starten (zoals Single-var, Frequencies of
Summary stats) en op #EDIT#.te drukken. Di start de Matrixschrijver. Voer
de gegevens in zoals u dat gewoonlijk doet. In dit geval zullen de door u
ingevoerde gegevens, bij het verlaten van de Matrixschrijver, automatisch
worden opgeslagen in
ΣDAT.
Statistieken met één variabele berekenen
We gaan er vanuit dat de enkele gegevensverzameling werd opgeslagen als
een kolomvector in variabele
ΣDAT. Druk op ‚Ù om in de verschillende
STAT-programma’s te activeren. Druk op @@@OK@@ om
1. Single-var.. te selecteren. Er
verschijnt een invoervenster
SINGLE-VARIABLE STATISTICS, met de gegevens
die in de variabele
ΣDAT in het venster als een vector wordt vermeld. Omdat u
maar een kolom heeft, moet het veld
Col: de waarde 1 ervoor hebben. Het veld
Type bepaalt of u met een steekproef of een populatie werkt, de
standaardinstelling is
Sample. Zet de cursor op de horizontale lijn voor de
velden
Mean, Std Dev, Variance, Total, Maximum, Minimum en druk op de
softmenutoets @CHK@ om de maatregelen te selecteren die u als uitkomst van dit
programma wilt. Druk op @@@OK@@@als u klaar bent . De geselecteerde waarden
worden met labels in het scherm van uw rekenmachine vermeld.
Voorbeeld 1
– Voor de gegevens die in het vorige voorbeeld werden
opgeslagen, zijn de statistische resultaten met enkele variabele als volgt:
Gemiddelde: 2.13333333333, Std Afw: 0.964207949406,
Variantie: 0.929696969697