Operation Manual

Blz. 12-5
Druk op L@CANCL om terug te keren naar het menu en de PLOT
WINDOW-omgeving.
Enkele handige PLOT-handelingen voor FUNCTION-diagrammen
Als we deze PLOT-opties willen behandelen, moeten we de functie aanpassen,
zodat hij echte wortels krijgt (omdat de huidige curve helemaal boven de x-as
staat, heeft deze geen echte wortels). Druk op @@@Y1@@ om de inhoud van de
functie Y1 in het stapelgeheugen weer te geven: <<
X ‘EXP(-X^2/2)/(2*π)
‘ >>. Zo bewerkt u de uitdrukking:
˜ Activeert de lijneditor
‚˜ Zet de cursor aan het eind van de lijn
ššš-0.1 Past de uitdrukking aan
` Keert terug naar het beeldscherm van de
rekenmachine
Sla de aangepaste uitdrukking nu op in variabele y met de toetsen @@@Y1@@ in
de RPN-modus, of met de toetsen „îK @@@Y1@@ in de ALG-modus.
De te plotten functie is nu:
Ga naar de PLOT WINDOW-omgeving door op „ò te drukken (druk
deze tegelijkertijd in als u in de RPN-modus staat). Gebruik een bereik van –4
tot 4 voor de H-VIEW en druk dan op ˜@AUTO om de V-VIEW te genereren.
Druk op @ERASE @DRAW om de grafiek te plotten.
Als de grafiek is geplot, drukt u op @)@FCN! om in het menu function te
komen. Met dit menu kunt u meer informatie krijgen over het diagram,
dus de snijpunten met de x-as, wortels, richtingscoëffiënten van de
raaklijn, het gebied onder de curve, enz.
1.0)
2
exp(
2
1
)(
2
=
x
xf
π