Operation Manual

Blz. 6-9
Probeer het volgende voorbeeld om de algebraïsche uitdrukking aan te maken
met de coëfficiënten. We gaan ervan uit dat de coëfficiënten van de polynoom
[1,5,-2,4] zijn. Gebruik de volgende toetsencombinaties:
‚Ϙ˜@@OK@@ Selecteert Solve poly...
„Ô1‚í5 Voert de vector van coëfficiënten in
‚í2\‚í 4@@OK@@
@SYMB@ Genereert de symbolische uitdrukking
` Keert terug naar het stapelgeheugen.
De uitdrukking die op deze wijze aangemaakt is, wordt in het stapelgeheugen
getoond als:
'X^3+5*X^2+-2*X+4'.
Probeer het volgende voorbeeld om de algebraïsche uitdrukking aan te maken
met de wortels. We gaan ervan uit dat de wortels van de polynoom [1,3,-2,1]
zijn. Gebruik de volgende toetsencombinaties:
‚Ϙ˜@@OK@@ Selecteert Solve poly...
˜„Ô1‚í3 Voert de vector van wortels in
‚í2\‚í 1@@OK@@
˜@SYMB@ Genereert de symbolische formule
` Keert terug naar het stapelgeheugen.
De uitdrukking die op deze wijze aangemaakt is, wordt in het stapelgeheugen
getoond als:'
(X-1)*(X-3)*(X+2)*(X-1)'.
Om de producten uit te breiden, kunt u het commando EXPAND gebruiken. Het
resultaat is: '
X^4+-3*X^3+ -3*X^2+11*X-6'.
Een andere benadering om een uitdrukking voor de polynoom te krijgen, is
eerst de coëfficiënt en dan de algebraïsche uitdrukking met de gemarkeerde
coëfficiënten te genereren. Probeer hiervoor:
‚Ϙ˜@@OK@@ Selecteert Solve poly...
˜„Ô1‚í3 Voert vector van wortels in
‚í2\‚í 1@@OK@@
@SOLVE@ Lost de coëfficiënten op
˜@SYMB@ Genereert de symbolische uitdrukking
` Keert terug naar het stapelgeheugen.