Operation Manual
Blz. 3-35
de uitdrukking aan de rechterzijde voor elke afzonderlijke waarde hoeft in te
voeren. In het volgende voorbeeld gaan we ervan uit dat uw rekenmachine is
ingesteld in de ALG-modus. Voer de volgende toetsencombinatie in:
„à³~h„Ü~„x™‚Å
‚¹~„x+1™+„¸~„x`
Het beeldscherm zal er als volgt uitzien:
Door op de toets J te drukken, ziet u dat er een nieuwe variabele in uw
softmenutoets (@@@H@@) staat. Om de inhoud van deze variabele te bekijken, drukt
u op ‚@@@H@@. In het beeldscherm zal nu het volgende verschijnen:
De variabele H bevat een programma dat als volgt gedefinieerd is:
<< x ‘LN(x+1) + EXP(x)’ >>
Dit is een eenvoudig programma in de standaardprogrammeertaal van de
rekenmachine. Deze programmeertaal heet UserPRL. Dit programma is relatief
eenvoudig en bestaat uit twee delen die tussen deze programmacontainers
staan << >>.
• Invoer: x x
• Procedure: ‘LN(x+1) + EXP(x) ‘
Deze uitdrukking moet als volgt gelezen worden: voer een waarde in die
tijdelijk wordt toegeschreven aan benaming x (een lokale variabele), evalueer
de uitdrukking tussen aanhalingstekens met deze lokale variabele en geef de
geëvalueerde uitdrukking weer.
Om de functie in de ALG-modus te activeren, voert u de benaming in van de
functie, gevolgd door het argument tussen haakjes, bijv. @@@H@@@ „Ü2`.
Hieronder worden enkele voorbeelden weergegeven: