Operating Instructions and Installation Instructions

NEDERLANDS
U zich in het bewegingsbereik van de deur begeeft!
Vergewis U ervan bij het in- of uitrijden dat de deur volle-
dig geopend is.
LET OP
Handzenders horen niet thuis in
kinderhanden!
De werking van de mechanische ontgrendeling moet
maandelijks gecontroleerd worden. Het trekkoord mag
alleen bij gesloten deur gebruikt worden, zoniet bestaat
het gevaar dat de deur bij zwakke, gebroken of defecte
veren of door onvoldoende gewichtsuitbalancering te
snel dichtloopt.
LET OP
Niet met het lichaamsgewicht aan het
ontgrendelingskoord hangen!
Informeer alle personen, die gebruik maken
van de deur, over de reglementaire en veili-
ge bediening van de garagedeuraandrijving.
Demonstreer en test de mechanische ont-
grendeling en de veiligheidsterugloop.
Houd de deur tijdens de sluitbeweging
met beide handen tegen. De deurbe-
weging schakelt zachtjes uit en de vei-
ligheidsterugloop wordt geactiveerd.
Aan het einde van de openingsbewe-
ging moet de deur langzaam uitlopen
en stoppen.
3.6.1 Normale werking
De garagedeuraandrijving werkt in de normale modus
uitsluitend met impulsbesturing, ongeacht of zij bediend
werd door een externe toets, een geprogrammeerde
handzendertoets, de doorzichtige toets of de P-toets:
1. Impuls: de aandrijving loopt in de richting van de
eindpositie.
2. Impuls: de aandrijving stopt.
3. Impuls: de aandrijving loopt in tegengestelde richting.
4. Impuls: de aandrijving stopt.
5. Impuls: de aandrijving loopt in de richting van de
eindpositie die bij de 1 impuls gekozen werd.
enz.
De aandrijvingsverlichting brandt tijdens de deurbeweging
en dooft automatisch na 3 minuten.
3.6.2 Werking na de bediening van de mechanische
ontgrendeling
Wanneer bv. door een netspanningsuitval de mechanische
ontgrendeling werd bediend, moet voor de normale wer-
king de geleidingsslede weer in het riemslot ingekoppeld
worden:
1) Bedien de aandrijving tot het riemslot in de geleidings-
rail voor de geleidingsslede goed bereikbaar is en stop
dan de aandrijving.
2) Druk de groene toets aan de geleidingsslede in (zie
afbeelding 19).
3) Beweeg de deur met de hand tot de geleidingsslede
weer in het riemslot vastgekoppeld is.
4) Controleer door enkele ononderbroken deurbewegingen
of de deur helemaal in gesloten positie loopt en of ze
helemaal opent (de geleidingsslede blijft kort voor de
eindaanslag "deur open" staan).
De aandrijving is nu weer klaar voor een normale
werking.
Aanwijzing
Indien de werking ook na meerdere ononderbroken deurbe-
wegingen niet verloopt zoals in stap 4 beschreven, dan is
een nieuwe leercyclus noodzakelijk (zie hoofdstuk 3.3.2).
3.6.3 Meldingen van de aandrijvingsverlichting
Wanneer de voedingsstekker wordt ingestoken zonder
dat de doorzichtige toets (bij afgenomen aandrijvingskap
van de printplaattoets) ingedrukt is, knippert de aandrij-
vingsverlichting twee, drie of vier maal.
Tweemaal knipperen
De deurgegevens zijn niet beschikbaar of gewist (zoals
in de leveringstoestand). De leercyclus kan onmiddellijk
uitgevoerd worden.
Driemaal knipperen
Er zijn opgeslagen deurgegevens beschikbaar maar de
laatste deurpositie is niet voldoende bekend. De volgende
deurbeweging is een referentieloop in opengaande richting.
Daarna volgen "normale" deurbewegingen.
Viermaal knipperen
Er zijn opgeslagen deurgegevens beschikbaar en ook de
laatste deurpositie is voldoende bekend zodat onmiddellijk
"normale" deurbewegingen op basis van impulsbediening
(open-stop-dicht-stop-open enz.) kunnen volgen (normale
werking na succesvolle leercyclus en stroomuitval). Uit
veiligheidsoverwegingen wordt na een stroomuitval tijdens
een deurbeweging met de eerstvolgende impuls steeds
een opengaande beweging gegenereerd.
Aanwijzing
Een referentieloop 'open' kan hierbij afgedwongen worden
indien bij het insteken van de voedingsstekker de externe
toets (aan klemmen 20 en 21a aangesloten) ingedrukt
wordt. In dit geval knippert het lampje driemaal.
Vervangingslamp voor de aandrijvingsverlichting:
24 V/10 W, fitting: B(a)15s
3.6.4 Foutmeldingen/diagnose-LED
(lichtdiode, zie afbeelding 10.1)
Met behulp van de diagnose-LED, die door de doorzich-
tige toets ook bij gesloten aandrijvingskap zichtbaar is,
kunnen oorzaken voor de niet bedoelde bediening een-
voudig geïdentificeerd worden. In aangeleerde toestand
brandt deze LED normaal permanent en dooft zolang
een extern aangesloten impuls geactiveerd is.
56
06.2004 TR10A014 RE