Installation Instructions

Galaxy Flex - Installatiehandleiding Parameters [51]
87
Uitgangstijd [51.04]
Met deze optie programmeert u de tijd waarbinnen het pand via de uitgangsroute moet
worden verlaten voordat het systeem wordt ingeschakeld. De standaardtijd is 20 seconden
en het bereik is 0-300 seconden.
Oneindige uitgangstijd
Als u een waarde van 000 seconden toekent, stelt u de ingangstijd in op oneindig. Activering
van een uitgangsterminator (Laatste of puls-aan zone) is vereist om de inschakeling van het
systeem te voltooien. De oneindige uitgangstijd wordt normaal gebruikt in combinatie met
een Puls aan-zone om de inschakeling te beëindigen en met een ingangszone om de
uitschakelprocedure te starten.
Opmerking: Als het systeem is geprogrammeerd voor automatische instelling
en de uitgangstijd is ingesteld op 000, wordt de uitgangstijd voor
de automatische instelling ingesteld op 60 seconden. Er is geen vereiste
om een puls-aan zone te activeren.
Meerdere blokken inschakelen
U kunt elk blok een andere waarde toewijzen. Als er meer dan één blok wordt ingeschakeld,
wordt de langste uitgangstijd voor alle blokken aangehouden.
Ingangstijd [51.05]
Met deze parameter bepaalt u de ingangstijd die gebruikers hebben bij het uitschakelen van
het systeem.
De standaardtijd is 45 seconden en het bereik is 0-300 seconden. Met 000 kunt u de ingangstijd
op oneindig instellen.
U kunt elk blok een andere waarde toewijzen.
Opmerking: Een
die is toegewezen aan een Laatste zone, verdubbelt de
geprogrammeerde ingangstijd van het blok waaraan het is toegewezen.
Alarm Reset [51.06]
Met deze optie kunt u het gebruikerstype selecteren dat het systeem na een inbraakalarm kan
resetten. U kunt deze optie ook wijzigen met een remote code. Het standaardtype is 3 en het
bereik is:
3 tot 5 voor de gebruiker
6 voor de manager
7 voor de installateur
U kunt elk blok een andere waarde toewijzen.
Opmerking: Deze optie wordt beïnvloed door Reset Niveau [51.55.3].
Op de centrale is alleen een reset op installateurniveau nodig als alarmen worden
doorgemeld via een communicatiemodule en het resettype is ingesteld op 7. Als er geen
signaal wordt doorgegeven, wordt de reset automatisch verlaagt naar type 6. Deze functie
is alleen actief als DTMF-signalering wordt geselecteerd.