Installation Instructions

Assemble Zone [64] Galaxy Flex - Installatiehandleiding
174
Inschakelen [64.3]
Met het kenmerk Inschakelen wordt bepaald welke functie (indien van toepassing)
de aangepaste zone heeft bij het in- en uitschakelen van het systeem.
1=Start Inschakeling Start de aangepaste zone de inschakelprocedure, indien
ingeschakeld.
2=Start Ingangstijd Start de aangepaste zone de uitschakelprocedure, indien
ingeschakeld.
3=SChakelt In Beëindigt de aangepaste zone de inschakelprocedure, indien
ingeschakeld.
De standaardinstelling voor de kenmerken van de optie Inschakelen is Niet aktief. Als
u de opties wilt inschakelen, selecteert u het gewenste kenmerk van de optie Inschakelen
met de toetsen A or B en drukt u op de toets #; in het display wordt aangegeven dat het
kenmerk AKTIEF is voor de aangepaste zone.
Opmerking: De aangepaste zone kan indien vereist worden toegewezen aan alle drie
de kenmerken van de optie Inschakelen maar u wordt aangeraden ofwel
het kenmerk 1 (START INSCH.) ofwel 3 (SCHAKELT IN) geactiveerd
te hebben maar niet beide.
Geheugen [64.4]
Met dit kenmerk wordt bepaald welke aangepaste zoneactiveringen in het geheugen worden
opgenomen. Wanneer u Geheugen selecteert, wordt de huidige selectie weergegeven. Wanneer
u de selectie wilt wijzigen, drukt u op de toets # om te schakelen tussen de opties van het menu
Geheugen:
Uitgeschakeld de Aangepaste zoneactiveringen worden niet in het geheugen opgenomen.
In/Uitgangstijd Aangepaste zoneactiveringen worden alleen in het geheugen opgenomen
tijdens de in- en uitschakelprocedure.
Aktief/24 uur Alle aangepaste zoneactiveringen worden in het geheugen opgenomen
(zowel in de in- als de uitschakelstand).
Alleen Alarm De aangepaste zone wordt alleen in het geheugen opgenomen wanneer
een activering leidt tot een alarmsituatie.
Opmerking: Het openen (+) en sluiten (–) van aangepaste zones worden in het geheugen
opgeslagen.
Voorbeeld van het samenstellen van een zone
Stel een zone samen met de volgende kenmerken:
De sirene-uitgangen worden geactiveerd wanneer het systeem wordt ingeschakeld.
De Link-A-uitgangen worden geactiveerd wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
Er wordt een alarmsituatie gegenereerd wanneer het systeem volledig of deelbeveiligd
wordt ingeschakeld.