Installation Instructions
Galaxy Flex - Installatiehandleiding Assemble Zone [64]
173
Uitgangen [64.1]
Elk beschikbaar type uitgang kan aan de aangepaste zone worden toegewezen. Wanneer dit
kenmerk wordt geselecteerd, wordt het uitgangtype 01=SIRENE plus de status weergegeven.
De standaardstatus is Niet aktief. De status geeft aan onder welke voorwaarden de aangepaste
zone de uitgang activeert. Als u de uitgangstypestatus wilt toewijzen, drukt u op de #-toets
om heen en weer te schakelen tussen de verschillende statusinstellingen:
1=Niet aktief De uitgang wordt niet geactiveerd door de aangepaste zone.
2=Nachtstand De uitgang wordt alleen geactiveerd door de aangepaste zone wanneer
het systeem is ingeschakeld.
3=Dagstand De uitgang wordt alleen geactiveerd door de aangepaste zone wanneer
het systeem is uitgeschakeld.
4=Altijd/24 Uur De uitgang wordt geactiveerd door de aangepaste zone wanneer het
systeem is ingeschakeld of uitgeschakeld.
Selecteer de uitgangstypen die u wilt toewijzen door op de toetsen A en B te drukken of door
of door het nummer van het gewenste uitgangstype in te voeren en de vereiste status toe
te wijzen. Wanneer alle uitgangstypen zijn geselecteerd, drukt u op esc om terug te keren
naar het vorige menuniveau.
Zie voor een volledige lijst met uitgangstypen de optie Programmeer Uitgangen [53].
Status [64.2]
Het kenmerk Status bepaalt onder welke voorwaarden de aangepaste zone werkt. De vier
kenmerken van de optie Status zijn:
1=Dagstand Activeert een alarm wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
2=In/Uitgangstijd Activeert een alarm wanneer het systeem bezig is met in- en uitschakelen.
3= Deelbeveiligd Activeert een alarm wanneer het systeem deelbeveiligd is ingeschakeld.
4=Nachtstand Activeert een alarm wanneer het systeem volledig is ingeschakeld.
De standaardinstelling voor de kenmerken van de optie Status is Niet aktief. Om ervoor
te zorgen dat de zone een alarm kan activeren, selecteert u het vereiste statuskenmerk met
de toetsen A of B en drukt u op #. In het display wordt aangegeven dat door de activering
van een aangepaste zone met het systeem in de geselecteerde Status er een alarmsituatie
ontstaat en de toegewezen uitgangen worden ingeschakeld.
Opmerking: De aangepaste zone kan indien vereist in alle vier de statussituaties
functioneren.