Installation Instructions

Galaxy Flex - Installatiehandleiding Communicatie [56]
149
Gebruiker Configuratie [56.2]
In dit gedeelte kunt u berichten definiëren die direct naar de mobiele telefoon van een
eindgebruiker worden verzonden.
 1 = Mobiel nummer 1
 2 = Mobiel nummer 2
 3 = Mobiel nummer 3
 4 = Triggers
 1 = Inbraak
 1 = Omschrijving
 2 = Status (0 = Uitgeschakeld, 1 = Ingeschakeld)
 3 = Mobiel Volgorde
 4 = Blokken
 2 = Paniek
 3 = Brand
 4 = Fout
 5 = Technisch Elk van deze gebeurtenisopties
heeft dezelfde subopties.
 6 = Custom zones  Zie 1 = Inbraak
 7 = Voeding
 8 = Ingeschakeld 
 5 = Sms site-ID
Mobiel nummer [56.2.1], [56.2.2] of [56.2.3]
Met deze drie opties kunt u drie verschillende mobiele nummers (max. 22 cijfers) voor
berichtontvangers opgeven.
Triggers [56.2.4.gebeurtenis]
Met deze optie kunt u de triggergegevens instellen voor de verschillende soorten
gebeurtenissen die in de menustructuur hierboven zijn genoemd.
1=Omschrijving Desgewenst u kunt een alternatieve beschrijving van 16 tekens
opgeven voor het alarmtype, ter herkenning door de ontvanger.
2=Status Hiermee kunt u de trigger in- en uitschakelen.
3=Mobiel Volgorde Hiermee kunt u instellen naar welke van de drie mobiele nummers
deze gebeurtenis zal worden verzonden.
4=Blokken Hiermee kunt u de blokken selecteren waarin alarmen worden
gerapporteerd.
Sms site-ID [56.2.5]
Met deze optie kunt u een ID opgeven die aan alarmberichten via sms wordt toegevoegd
om de locatie of het alarmsysteem te identificeren.