Operation Manual
Galaxy Flex - Installatiehandleiding Communicatie [56]
145
Ethernet/GPRS [56.4] (vervolg)
04 = Autotest
1 = Starttijd
2 = Interval
05 = Installateurtest
06 = FTC
07 = Lijnfout
1 = Netwerk (0 = Uit, 1 = Aan)
2 = Signaalpad
1 = Primair
2 = Secundair
3 = Alarm Monitor
4 = Iedere
5 = Alle
08 = SIA-controle – 1 = IP-adres
09 = Encryptie
1 = Alarmrapport (0 = Uit, 1 = Aan)
2 = RS toegang (0 = Uit, 1 = Aan)
3 = SIA-controle (0 = Uit, 1 = Aan)
4 = Alarm Monitor. (0 = Uit, 1 = Aan)
10 = GPRS-netwerk
1 = APN (Access Point Name)
2 = Login (GPRS-provider)
3 = Paswoord (GPRS-provider)
Met de Ethernetmodule kan de centrale communiceren via Ethernet LAN’s en WAN’s,
met gebruik van zowel het UDP- als het TCP Ethernet-protocol. De Ethernet-module
ondersteunt alarmsignalering en remote servicing, inclusief datacodering en padtoezicht
tussen de Ethernet-module en de alarmontvangsttoepassingen.
Opmerking: Gebruik de programmeerfuncties in dit gedeelte als u van plan bent om met
de GPRS-methode van de module gegevens te verzenden.
Module Config. [56.4.01]
Elke Ethernet-module is vooraf geprogrammeerd met een uniek MAC-adres, waarmee de
module kan worden herkend in het netwerk. De module kan echter pas communiceren met
andere toepassingen als er een IP-adres aan de eenheid wordt toegewezen. De informatie die
in deze sectie is geprogrammeerd is vereist voor andere toepassingen in het netwerk om de
Ethernet-module te kunnen herkennen.
1=IP-adres Dit moet een uniek, statisch IP-adres zijn. De punt wordt automatisch
na elke reeks van drie cijfers toegevoegd of kan handmatig worden
toegevoegd. Dit doet u door op de
te drukken. Dit adres krijgt u van
uw IT-beheerder. Dit is niet vereist voor GPRS.
2=Site Naam Deze optie wordt niet gebruikt.