TONDEUSE AUTOPORTEE LAWN-TRACTOR RASENTRAKTOR MINITRACTOR CORTADOR DE CESPED TRATTORINO RASAERBA ZITMAAIER HF2315SBE HF2315HME HF2415SBE HF2417HME HF2417HTE HF2620HME HF2620HTE MANUEL D’UTILISATION OPERATOR’S MANUAL GEBRAUCHSANWEISUNG MANUAL DE INSTRUCCIONES MANUALE DI ISTRUZIONI GEBRUIKERSHANDLEIDING ★★★★★ Honda Europe Power Equipment S.A.
PRESENTATIE NL 1 PRESENTATIE Geachte Klant, wij danken u voor het feit dat u de voorkeur hebt gegeven aan onze producten en wij hopen dat het gebruik van deze nieuwe machine u zeer tevreden zal stellen en dat zij volledig aan uw verwachtingen zal voldoen.
NL 2 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE 1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ................................................................................. 3 Bevat de voorschriften om de machine op een veilige manier te kunnen gebruiken 2. IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN ..................................... 7 Beschrijft hoe de machine en de voornaamste onderdelen waar zij uit bestaat geidentificeerd kunnen worden 3. HET UITPAKKEN EN MONTEREN ............................................................
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1. NL 3 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1.1 HOE DE HANDLEIDING TE LEZEN In de tekst van de handleiding worden enkele hoofdstukken, die gegevens van bijzonder belang bevatten met betrekking tot de veiligheid of de werking, gekenmerkt door diverse symbolen die de volgende betekenis hebben: OPMERKING BELANGRIJK Verstrekt nadere gegevens of andere ofwel elementen ter aanvulling op hetgeen daarvoor vermeld is, om te voorkomen dat de machine beschadigd of dat er schade veroorzaakt wordt.
NL 4 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1.2 ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN (dienen aandachtig gelezen te worden alvorens de machine in gebruik te nemen) A) VERTROUWD RAKEN 1) Lees de gebruiksaanwijzingen aandachtig. Zorg dat u vertrouwd raakt met de bedieningsknoppen en in staat bent de machine op de juiste wijze te gebruiken. 2) Laat nooit toe dat de machine gebruikt wordt door kinderen of door personen die niet vertrouwd zijn met deze aanwijzingen.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN NL 5 2) Werk alleen bij daglicht of bij goed kunstlicht. 3) Vóór het starten van de motor start dienen de messen te worden losgekoppeld en de versnelling in de vrije stand gezet te worden. 4) Maai geen gazons die een helling van meer dan 10° (17%) hebben. 5) Denk eraan dat er geen “veilige” hellingen bestaan. Let bijzonder goed op bij hellingen.
NL 6 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1.3 VEILIGHEIDSSTICKERS Uw machine dient met voorzichtigheid te worden gebruikt. Om daaraan herinnerd te worden bevinden zich op de machine een aantal stickers die door middel van afbeeldingen op de belangrijkste voorzorgsmaatregelen wijzen. Deze afbeeldingen worden als een aanvullend deel van de machine beschouwd. Als een sticker loslaat of onleesbaar wordt, dient er contact met de leverancier te worden opgenomen voor vervanging. Hun betekenis is hieronder weergegeven.
IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN 2. NL 7 IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN 2.1 IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE De identificatiesticker die zich aan de linkerzijde van het frame bevindt, bevat de belangrijke gegevens van iedere machine. Het serienummer (5) is onmisbaar als er technische hulp gevraagd wordt en voor het bestellen van de reserveonderdelen. 1. Niveau van de geluidssterkte volgens richtlijn 2000/14/EG 2. EG-merkteken volgens richtlijn 98/37/EG 3. Bouwjaar 4.
NL 8 IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN 2.2 IDENTIFICATIE VAN DE HOOFDCOMPONENTEN De machine bestaat uit een serie hoofdcomponenten die de volgende werking hebben: 1. Maaidek: dit is de carter die de ronddraaiende messen bevat. 2. Messen: dit zijn de elementen die ervoor dienen om het gras te maaien; de windvleugels die aan de uiteinden zitten bevorderen de afvoer van het gemaaid gras naar het uitwerpkanaal. 3. Uitwerpkanaal: dit is het verbindingselement tussen het maaidek en de opvangzak.
HET UITPAKKEN EN MONTEREN 3. NL 9 HET UITPAKKEN EN MONTEREN Om vervoers- en opslagredenen worden sommige onderdelen van machine niet direct in de fabriek gemonteerd. Zij dienen na het uitpakken gemonteerd te worden aan de hand van de volgende instructies. BELANGRIJK De machine wordt zonder motorolie en benzine geleverd. Voordat de motor in in werking wordt gesteld dient dan ook olie en benzine bijgevuld te worden volgens de instructies. 3.
NL 10 HET UITPAKKEN EN MONTEREN Zorg er voor dat de opening van het stuurwiel en de opening van de stuurkolom tegenover elkaar komen te ziten en sla er met een hamer de bijgeleverde stift (3) doorheen. Draag er zorg voor dat het uiteinde van de stift er aan de andere kant helemaal uitkomt. OPMERKING Om te voorkomen het stuurwiel met de hamer te beschadigen, dient de stift er met behulp van een slagpen met een geschikte diameter, doorheen geslagen te worden. 3.
HET UITPAKKEN EN MONTEREN NL 11 elektrolytische oplossing (4) (Zuur niet meegeleverd: soortelijk gewicht 1.280 of 31,5° Baumé) tot aan het aangegeven niveau, waarbij de oplossing gelijkmatig wordt verdeeld over de zes elementen. Breng de zes meege6 leverde doppen (5) aan en laad de accu op. De accu op de machine hermonteren. De elastische trekker 1 (2) moet geplaatst worden achter de vul2 7 doppen (5) van de accu.
NL 12 HET UITPAKKEN EN MONTEREN gemonteerd dat de vleugels (1a) naar binnen gekeerd zijn. Haak het bovenste deel (5) van het zakframe aan de steunen en zorg dat het, ten opzichte van de achterplaat (2), in het midden hangt. 5 1a Stel de positie van de twee steunen (1) ten opzichte van de richel (6) op zo’n manier bij dat, als het zakframe gedraaid wordt, de pin (7) vanzelf in de zitting (8) valt.
HET UITPAKKEN EN MONTEREN NL 13 3.8 HET VERWIJDEREN VAN DE HAAKSTOP De haak (1) die voor het bevestigen van de opvangzak dient is voor het vervoer vastgezet door middel van de stop (2). Deze stop dient, alvorens de steunen van de opvangzak te monteren, verwijderd te worden en mag daarna niet meer gebruikt worden. 2 1 3.
NL 14 HET UITPAKKEN EN MONTEREN (8 en 9), monteren. Breng de twee rubberen doppen (10) in de gaten van beide laterale elementen (7). E E) Laat het frame zakken in de stoffen zak (11) en zorg ervoor dat de bodem evenredig verdeeld is. Haak de kunstof profielen (12) met behulp van een schroevendraaier (13) aan de buizen van het frame.
BEDIENINGSELEMENTEN 4. NL 15 BEDIENINGSELEMENTEN 4.1 STUURWIEL Hiermee kunnen de voorwielen bestuurd worden. 4.2 CHOKE Veroorzaakt een verrijking van het mengsel en dient alleen gebruikt te worden bij de start met een koude motor. 4.3 GASHENDEL Hiermee kan het toerental van de motor bepaald worden. De diverse standen staan als 4.7 4.9.2 4.8.1 A 4.2 B 4.9.3 4.1 4.3 B 4.8.2 4.4 A 4.9.1 B 4.8.3 4.5 A A B 4.
NL 16 BEDIENINGSELEMENTEN volgt aangeven op de sticker: «LANGZAAM» laagste toerental van de motor «SNEL» hoogste toerental van de motor – Tijdens het rijden dient er een stand tussen «LANGZAAM» en «SNEL» gekozen te worden. – Zet de gashendel tijdens het maaien in de «SNEL» stand. 4.4 CONTACTSLOT Het contactslot heeft drie verschillende standen: «UIT» alles uit; «DRAAIEN» alle bedieningselementen worden in werking gesteld; «START» schakelt de startmotor aan.
BEDIENINGSELEMENTEN NL 17 gegeven en overeenkomen met dezelfde aantal maaihoogtes (☛ hoofdstuk 9 - Technische eigenschappen). – Om van de ene naar de ander stand over te gaan dient er op de ontgrendelknop aan het einde van de hendel gedrukt te worden. 4.7 DRUKKNOP MAAIEN IN ACHTERUITRIJDEN Wanneer de knop ingedrukt wordt gehouden, kan achteruit worden gereden terwijl de messen ingeschakeld zijn, zonder dat de motor stilvalt. 4.8 HENDEL OM DE MESSEN EN DE REM VAN DE MESSEN IN TE SCHAKELEN 4.8.
NL 18 BEDIENINGSELEMENTEN – Het inschakelen van de messen zonder het in acht nemen van de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen veroorzaakt het afslaan van de motor die niet meer kan worden aangezet (☛ 5.2). – Het ontkoppelen van de messen (stand «A»), brengt een rem in werking die binnen enkele seconden het draaien van de messen stopt.. – De messen kunnen bij het achteruitrijden alleen worden ingeschakeld wanneer de knop 4.7 ingedrukt wordt gehouden 4.7. 4.
BEDIENINGSELEMENTEN NL 19 ➤ HF2620HME Daarna het control controlelampje dat brandt geeft aan: l m b c d e f g h j ➤ HF2315HME HF2417HME b) bestuurder afwezig; c) messen ingeschakeld; d) handrem ingeschakeld; e) afwezigheid van de opvangzak of de steenbeschermkap; f) te weinig laadstroom van de accu; raadpleeg hoofdstuk 7 van deze handleiding. g) versnelling in de “vrije” stand. h) reservebenzine: geeft aan wanneer er zich in de tank nog maar 1.
NL 20 BEDIENINGSELEMENTEN ➤ HF2•••SBE 4.21 KOPPELINGS-/REMPEDAAL Dit pedaal heeft een dubbele functie: bij het intrappen van het eerste gedeelte dient het pedaal als koppelingspedaal waarbij de wielaandrijving in- of uitgeschakeld wordt en het tweede deel dient als rem, die op de achterwielen inwerkt. 4.
BEDIENINGSELEMENTEN NL 21 regelt de snelheid van de machine. – Hoe meer druk er op het pedaal wordt uitgevoerd, hoe hoger de snelheid van de machine. – Als het pedaal wordt losgelaten komt het automatisch weer in de vrije stand «N» terug. – De “Vrije” stand «N» wordt aangegeven doordat het controlelampje brandt (4.10.g). 4.31 4.32 N F N 4.33 KOPPELINGSPEDAL Dit pedaal stelt het aandrijfsysteem voor de wielen in werking en regelt de snelheid van de machine. 4.33 R B 4.
NL 22 5. GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.1 VEILIGHEIDSADVIEZEN ! GEVAAR! Gebruik de machine alléén voor het doel waarvoor zij gemaakt is (het maaien en opvangen van gras). Kom niet aan de veiligheidsmechanismen en verwijder deze nooit. DENK ERAAN DAT DE GEBRUIKER ALTIJD AANSPRAKELIJK IS VOOR SCHADE DIE AAN ANDEREN BEROKKEND WORDT. Alvorens de machine te gebruiken: – lees de algemene veiligheidsvoorschriften ( ☛ 1.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 23 Om de motor te starten is het in ieder geval nodig dat: – de koppeling in de “vrije” stand staat; – de messen uitgeschakeld zijn; – de gebruiker op de stoel van de machine zit ofwel de handrem ingeschakeld is.
NL 24 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.3 UIT TE VOEREN WERKZAAMHEDEN VOOR DE INGEBRUIKNAME Alvorens te beginnen met werken dienen er enkele controles en handelingen uitgevoerd te worden om er zeker van te zijn dat het werk op de meest nuttige en veilige manier zal verlopen. 5.3.1 DE STOEL AFSTELLEN ➤ HF2•••◊BE Om de positie van de stoel af te stellen schoreft u de vier stelschroeven(1) wat los en laat u de stoel langs de steungaten schuiven.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 25 5.3.3 HET BIJVULLEN VAN OLIE EN BENZINE BELANGRIJK Gebruik olie SAE 10W30 en loodvrije benzine (groen) Euro 95. BELANGRIJK Indien men de motor laat draaien met een ontoereikende hoeveelheid olie, kan deze ernstig beschadigd worden. Het gebruik van een niet detergerende olie of een olie voor tweetaktmotoren kan de levensduur van de motor beperken. MAX MIN Zet de motor af en plaats hem op een vlakke ondergrond. Verwijder de dop met de peilstok en droog deze af.
NL 26 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.3.5 MONTAGE VAN DE BEVEILIGINGEN BIJ DE UITWERPOPENING (OPVANGZAK OF STEENBESCHERMKAP) ! LET OP! Gebruik de machine nooit zonder deze beveiligingen! ➤ HF2•••HTE 1 De montage van de beveiligingen moet met de hendel voor het omkiepen in lage stand gebeuren. Bevestig de opvangzak door de bovenste pijp van het frame in de gaten van de twee steunpunten (1) te steken. Zorg dat de onderste pijp van de zakmonding zich vasthaakt aan de daarvoor bestemde veerhaak (2).
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 27 5.4 GEBRUIK VAN DE MACHINE 5.4.1 HET STARTEN ! GEVAAR! Het starten dient altijd in de open lucht of in een goed geventileerde ruimte te gebeuren! DENK ER ALTIJD AAN DAT UITLAATGASSEN GIFTIG ZIJN! Alvorens de motor te starten: – – – – – – schakel de handrem (☛ 4.5), in als u zich op een hellend terrein bevindt; zet de koppeling in de vrije stand («N») (☛ 4.22 ofwel 4.32/33); ontkoppel de messen (☛ 4.8); bij de start met een koude motor, gebruik de choke (☛ 4.
NL 28 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.4.2 HET RIJDEN EN VERPLAATSEN VAN DE MACHINE ! LET OP! De machine is niet goedgekeurd om op de openbare weg te rijden. Ze mag (volgens het Wegenverkeersregelement) alléén gebruikt worden op privéterrein dat voor verkeer gesloten is. OPMERKING Tijdens het zich verplaatsen met de machine dienen de messen uitgeschakeld te zijn en het maaidek in de hoogste stand te staan (stand «7»).
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 29 5.4.3 REMMEN Neem eerst snelheid af door het aantal toeren van de motor te verminderen en trap daarna op het rempedaal (☛ 4.21 ofwell 4.31) ) om nog meer snelheid af te nemen totdat de machine stilstaat. ➤ HF2•••HME HF2•••HTE OPMERKING Een waarneembare vermindering van de snelheid kan reeds worden verkregen door het koppelingspedaal los te laten bij het voor- als bij het achteruit rijden. 5.4.
NL 30 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN wordt de ruimte instand gehouden en in de hoogste stand wordt de werking ervan uitgesloten. 1 Om de stand te veranderen de pin (1) losschroeven en het wieltje (2) terug plaatsen in de bovenste of onderste opening van de rang aangeduid op de figuur. 2 ! LET OP! Deze toepassing dient altijd uitgevoerd te worden op alle vier de wieltjes, MET DE MOTOR UIT EN DE MESSEN UITGESCHAKELD.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 31 5.4.6 HET LEGEN VAN DE OPVANGZAK Zorg dat de zak niet te vol raakt om verstopping van de afvoer te voorkomen. Een onderbroken geluidssignaal geeft aan dat de opvangzak vol is; voer dan het volgende uit: – – – – neem snelheid af; schakel over naar de vrije stand (N) (☛ 4.22 ofwell 4.32/33) en stop met rijden; schakel de handrem in op hellingen; ontkoppel de messen (☛ 4.
NL 32 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.4.7 HET LEGEN VAN HET UITWERPKANAAL In geval van hoog en nat gras gecombineerd met een te hoge snelheid kan er zich een verstopping van het uitwerpkanaal voordoen. Handel dan als volgt: – stop met rijden, ontkoppel de messen en schakel de motor uit en haal de sleutel uit; – verwijder de opvangzak of de steenbeschermkap; – verwijder het opgehoopte gras bij de uitmonding van het uitwerpkanaal.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 33 5.4.11 SCHOONMAKEN EN STALLEN Berg de machine op in een droge ruimte, beschut tegen alle weersomstandigheden en dek ze, indien mogelijk, toe met een zeil . Maak, na elk gebruik, de buitenkant van de machine schoon, leeg de opvangzak en klop deze goed uit om alle gras- en aarderesten te verwijderen. ! LET OP! Leeg de opvangzak altijd en laat geen containers met gemaaid gras in gesloten ruimtes achter.
NL 34 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.4.12 DE MACHINE STALLEN EN GERUIME TIJD NIET GEBRUIKEN Als er verwacht wordt de machine voor geruime tijd niet te gebruiken (meer dan 1 maand), moeten de kabels van de accu (zwart) losgekoppeld worden. Vet alle bewegende onderdelen in zoals beschreven (☛ 6.2.1).
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 35 BELANGRIJK De accudient opgeborgen te worden op een koele, droge plaats. De accu altijd terug opladen vóór iedere lange periode van inactiviteit (langer dan 1 maand) alleen met de bijgeleverde speciale acculader in dotatie en terug opladen vooraleer de activiteit te hervatten (☛ 6.2.4). Controleer, voordat er opnieuw met de machine gewerkt wordt, of er uit de slangen en de carburateur geen benzine lekt. 5.4.
NL 36 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN ! LET OP! Op hellingen dient het rijden zéér zorgvuldig te gebeuren om het steigeren van de machine te voorkomen. Vertraag de snelheid bij het beginnen van een helling, vooral bij het afdalen. ! GEVAAR! Gebruik de achteruitversnelling nooit om snelheid te minderen; dit kan de macht over het stuur doen verliezen, vooral op gladde terreinen.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 37 4. De motor dient op volle toeren te draaien om zowel het gras op de juiste manier af te snijden als een goede afvoer van het gras naar het uitwerpkanaal te verkrijgen. 5. De maaifrequentie wordt bepaald aan de hand van de groei van het gras, waarbij vermeden moet worden dat het gras te hoog wordt. 6. In de warmste en droogste tijden van het jaar is het beter om het gras iets hoger te laten worden zodat het gazon niet uitdroogt. 7.
NL 38 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN Om ... dient het volgende te worden uitgevoerd ... Te maaien (☛ 5.4.5) Breng de opvangzak of de steenbeschermingskap aan, stel de hoogte van de beschermwieltjes in en bedien de gashendel; schakel de messen in en stel de maaihoogte in. ➤ HF2•••SBE : Het pedaal tot op het einde toe indrukken, de versnelling inschakelen en het pedaal langzaam loslaten (☛ 4.22); ➤ HF2•••HME HF2•••HTE : Trap het koppelingspedaal (☛ 4.32) vooruit; De opvangzak te legen (☛ 5.4.
ONDERHOUD 6. NL 39 ONDERHOUD 6.1 VEILIGHEIDSADVIEZEN ! LET OP! Haal de sleutel uit het contact en lees de bijgeleverde instructies alvorens enige reinigings-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden te verrichten. Trek voor het demonteren en monteren van de messen en voor alle handelingen die gevaarlijk kunnen zijn voor de handen geschikte kleding en werkhandschoenen aan. ! LET OP! Gebruik de machine nooit als er onderdelen versleten of beschadigd zijn.
NL 40 ONDERHOUD a) Periodiek onderhoud (☛ 6.2.2) UREN ➤ 10 25 50 100 1.2 1.15 1.1 1.14 1.2 2 1) 1.5 1.1 1.9 1.7 1.9 1.12 1.3 1.13 1.12 1.3 1.13 1.10 1.11 HF24••◊•• 10 25 50 100 UREN ➤ HF2315◊•• HF26••◊•• 1.2 1.15 1.1 1.14 1.2 2 1) 1.5 1.1 1.11 1.
ONDERHOUD NL 41 b) Smering VET OLIE - SAE 30 ➤ HF2315◊•• ➤ HF24••◊•• ➤ HF2•••S•• ➤ HF26••◊•• HF2•••H••
NL 42 ONDERHOUD 6.2.2 ONDERHOUDSPROGRAMMA Het doel van deze tabel is om uw machine een optimale conditie te laten behouden. De belangrijkste onderhoudswerkzaamheden en smeerbehandelingen staan hierin vermeld met aanduiding van de tussenpozen waarmee ze uitgevoerd dienen te worden. Daarnaast bevinden zich enkele hokjes waarin u de datum of de werkuren kunt invullen. IN WERKING TREDEN UREN 1. MACHINE 1.1 Controle bevestiging en scherpte van de messen 25 1.2 Vervanging messen 100 1.
ONDERHOUD NL 43 6.2.3 ACHTERASSEN Deze bestaan uit een verzegelde eenheid en vragen geen onderhoud.; de eenheid is voorzien van een permanente smering die geen vervanging of aanvulling behoeft. 6.2.4 ACCU Het is fundamenteel om de accu zorgvuldig te onderhouden voor een duurzaam bestaan. De accu van uw machine dient altijd vóór het eerste gebruik (☛ 3.4). 1 Tijdens de periodes van inactiviteit wordt een optimaal laadniveau met de bijgeleverde speciale onderhoudsacculader gegaranteerd.
NL 44 ONDERHOUD 6.3 CONTROLES EN AFSTELLINGEN 6.3.1 DEMONTAGE, SLIJPEN EN BALANCEREN VAN DE MESSEN Een bot mes rukt het gras eruit, vermindert de opvangcapaciteit en veroorzaakt vergeling van het gazon. BELANGRIJK Om toegang te hebben tot de messen, wordt het maaidek verwijderd. Dit maaidek is voorzien van een systeem voor snel loshaken, waarbij het makkelijk van de machine kan worden gehaald.
ONDERHOUD NL 45 de klok te draaien zodat alle pinnen uit hun zitting komen. 10 Bij de montage, worden alle hierboven vermelde handelingen in omgekeerde volgorde uitgevoerd. Zorg ervoor dat het voorste uiteinde van het uitwerpkanaal perfect past op de uitgang van het maaidek. ➤ HF24••◊•• HF26••◊•• 1 2 De hendel om de maaihoogte te regelen op stand "1" zetten. ➤ SUitsluitend voor HF24••◊•• : haak de veer (1) voor de inscahkeling van de messen los.
NL 46 ONDERHOUD zonder de positive van de moeren (8) en tegenmoeren (9) te wijzigen. Haal de twee splitpennen (10) van de achterste pinnen, controleer of er geen hindernissen zijn en verwijder het maaidek op dusdanige wijze dat alle pinnen uit hun zitting komen.
ONDERHOUD NL 47 ! LET OP! De messen verschillen onderling en bewegen in een tegenovergestelde richting. Zorg er bij de montage voor dat de oordpronkelijke posities worden gerespecteerd. ! LET OP! 4 3 1 2 Bij het monteren dient de aangegeven volgorde aangehouden te worden. Let erop dat de windvleugels van de messen naar de 1 binnenkant van het maaidek wijzen 2 en dat de holle kant van de elastische veerring (1) tegen het mes drukt.
NL 48 ONDERHOUD van de drie gelede drijfstangen volledig los, tot de plaat op de vulstukken rust; – zet beide moeren rechtsbovenaan (6 - 8) en de moer linksonderaan (4) aan tot u gewaar begint te worden dat het vlak opgetild wordt; blokkeer de drie tegenmoeren (5 - 7 - 9) en gebruik de moeren (3) tot de minste beweging van de optilhendel een analoge beweging van alle krukstangen veroorzaakt.
ONDERHOUD NL 49 – draai aan de beide achterste moeren (5) totdat de achterkant van het maaidek zowel links als rechts naar boven begint te komen; draai hierna de bijbehorende contramoeren (6) vast. 4 3 7 Mocht de juiste afstelling niet gevonden worden raadpleeg dan uw leverancier. 6.3.3 MESKOPPELING EN –REM AFSTELLEN Tijdens het bedienen van de hendel om de messen te ontkoppelen, wordt er gelijkertijd een rem in werking gesteld die het draaien in enkele seconden stopt.
NL 50 ONDERHOUD ➤ HF2315HME Schakel de messen terwijl de motor draait en zet de motor af zonder de messen uit te schakelen. Dit dient met de regelaar(1) te worden bijgesteld totdat de juiste spanning van de veer (2) is bereikt. Als de motor is uitgeschakeld, ontkoppel de messen. Na de afstelling, moet de kabel (3) bij uitgeschakelde messen gespannen zijn, om de doelmatigheid van de rem van de messen in stand te houden.
ONDERHOUD NL 51 A ➤ HF2•••SBE A = 47,5 - 49,5 mm ➤ HF2•••HME HF2•••HTE 2 B = 45 - 47 mm 3 opgemeten aan de binnenkant van de sluitringen. Na het bijstellen, dient de moer (1) weer vastgedraaid te worden. 1 1 3 BELANGRIJK Om overbelasting van de remgroep te voorkomen dient u bij het bijstellen niet onder deze waardes te gaan. B ! LET OP! Als de rem na het bijstellen niet goed werkt dient er onmiddelijk contact opgenomen te worden met uw leverancier.
NL 52 ONDERHOUD 6.3.6 AFSTELLEN VAN DE VEERHAAK VOOR DE OPVANGZAK Als de zak op hobbelige terreinen de neiging heeft om op te springen of open te gaan, of als het vasthaken na het legen moeilijk verloopt, dient de veer (1) van de veerhaak te worden bijgesteld. 1 Verander het bevestigingspunt door één van de gaatjes (2) te gebruiken totdat het gewenste resultaat verkregen is. 2 6.4 DEMONTAGE EN VERVANGING 6.4.1 TAP DE OLIE AF WANNEER DE MOTOR NOG WARM IS, ZODAT DE OLIE SNEL EN HELEMAAL AFGETAPT WORDT.
ONDERHOUD 2 NL 53 1 2 1 4 3 3 ➤ HF23••◊•• HF24••◊•• ➤ HF2620◊•• 5. Monteer de nieuwe oliefilter op de filtervoet en draai de filter met de hand vast totdat de O-ring tegen de filtervoet aandrukt. 6. Draai de oliefilter vast met de opgegeven aanhaalkracht (12 Nm - 1,20 kgm). BELANGRIJK Gebruik alleen originele Honda oliefilters of een filter van vergelijkbare kwaliteit die speciaal voor uw model geschikt is.
NL 54 ONDERHOUD 1a 5 1b 2 4 3 6 1b 5 4 6 ➤ HF23••◊•• HF24••◊•• 3 2 ➤ HF2620◊•• BELANGRIJK Laat de motor nooit draaien zonder luchtfilter. De motor zal zeer snel verslijten door het binnendringen van ongewenste dingen zoals stof en vuil. 1. ➤ HF23••◊•• HF24••◊•• : Maak de vier vergrendelimgen van de deksel (2) van het luchtfilter los en verwijder het deksel. ➤ HF2620◊•• : Verwijder de twee bouten (1a) van het luchtfilterdeksel en verwijder dan het deksel. 2.
ONDERHOUD NL 55 4. Gebruik een vochtige doek om het vuil van de binnenkant van het luchtfilterhuis (5) en het deksel te verwijderen. Wees voorzichtig dat geen vuil in de schone kamer terechtkomt (6) die naar de carburateur leidt. 5. Monteer de luchtfilterelementen en het deksel. ➤ HF23••◊•• vast. HF24••◊•• : Draai de twee bouten van het luchtfilterdeksel stevig ➤ HF2620◊•• : Doe de vergrendelingen stevig vast.
NL 56 ONDERHOUD 1 0,70-0,80 mm 1 2 ➤ HF23••◊•• HF24••◊•• ➤ HF2620◊•• Voor een juiste werking van de motor moeten de bougies de juiste spleet hebben en niet vuil zijn. 1. Verwijder de bougiedoppen en gebruik een bougiesleutel (1) om elk van de bougies te verwijderen. ! LET OP! Wanneer de motor juist gedraaid heeft, is de uitlaatdemper zeer heet. Let erop de uitlaatdemper niet aan te raken. 2. Bekijk de bougies.
ONDERHOUD NL 57 oude bougie nogmaals gebruikt wordt, deze nadat hij handvast zit 1/8 1/4 aantrekken om de dichtingsring samen te drukken. BELANGRIJK De bougies moeten goed vast zitten. Bougies die niet goed vast zitten kunnen zeer heet worden en mogelijk de motor beschadigen. 6.4.6 DE BANDEN VERVANGEN Plaats de machine op een vlakke ondergrond en plaats aan de kant waar de band vervangen moet worden, een steunblok, onder een dragend deel van het chassis.
NL 58 ONDERHOUD 6.4.
RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN 7. NL 59 RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN PROBLEMEN MOGELIJKE OORZAAK 1.
NL 60 PROBLEMEN RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING 6. Tijdens het maaien is – de rijsnelheid te hoog is ten opzicht van er een krachtverlies van de snijhoogte (☛ 5.4.5) de motor – neem in snelheid af en/of zet het maaidek in een hogore stand 7. Bij het inschakelen – er geen toestemming tot het inschakelen van de messen slaat de is gegeven (☛ 5.
RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN NL 61 PROBLEMEN MOGELIJKE OORZAAK ( ➤ modellen met een elektromagnetische koppeling – de drijfriem is losser geworden – problemen met de elektromagnetische koppeling – stel het bij met de regelaar (☛ 6.3.3) – raadpleegt u uw leverancier 14. Een onregelmatig maaibeeld en onvoldoende opvang van gras – het maaidek staat niet goed ten opzichte van het terrein – controleer de bandenspanning (☛ 5.3.2) – stel het maaidek goed af ten opzichte van het terrein (☛ 6.3.
NL 62 8. OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES 1. STEENBESCHERMKAP Kan in plaats van de opvangzak gebruikt worden als het gras niet opgevangen wordt. 1 2. TREKSET Voor het voorttrekken van een kleine aanhanger. 2 3. DE DEFLEKTORDOP “MULCHING” Versnippert het pas gemaaide gras en laat het achter op het terrein. Kan ook worden opgevangen in de grasopvangzak.
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN 9. NL 63 TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN HF2415SBE HF2417HME HF2417HTE HF2620HME HF2620HTE Elektrische installatie ......................... 12 V 12V Accu ................................................... 24 Ah 24 Ah Motor: HONDA type ........................... GCV520 GCV520 Snelheid: ........................................... 2800 omw/min 2800 omw/min Voorbanden ....................................... 13 x 5,00-6 13 x 5,00-6 Achterbanden ....................................
NL 64 10. ALFABTISCHE INHOUDSOPGAVE ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE Aandrijving naar de wielen Afstellen v/d drijfriem ...................................... 6.3.5 Accu Beschrijving .................................................... 2.2-7 Aansluiten .......................................................... 3.5 Langere tijd niet gebruiken ............................ 5.4.12 Onderhoud en opladen ................................... 6.2.4 Banden Spanning .......................................................