Operation Manual

Opbouw binnenzijde
06-32
6.13 Veiligheidsgordels in het woongedeelte
De middelste zitgroepen zijn voorzien van veiligheidsgordels
en optioneel met extra veiligheidsgordels.
Veiligheidsgordel omdoen
De gordel mag niet worden verdraaid.
Pak de tong die zich aan het uiteinde bevindt vast en steek
hem in de gesp totdat hij hoorbaar vastklikt.
Leg het bovenste gedeelte van de gordel over de schouder
en diagonaal over de borst.
Maak voor het begin van de rit de veiligheidsgordel vast
en houd hem tijdens het rijden voortdurend om.
Beschadig de veiligheidsgordels niet en zorg ervoor dat
ze niet beklemd raken. Laat beschadigde veiligheidsgor-
dels door een erkend garagebedrijf vervangen.
Verander niets aan de bevestigingen van de gordels, het
rolmechanisme en de sluitingen van de gordels.
Gebruik elke veiligheidsgordel slechts voor één volwas-
sen persoon tegelijk. Maak voorwerpen niet samen met
personen vast door middel van een veiligheidsgordel.
Veiligheidsgordels zijn niet geschikt voor personen met
een lichaamslengte van minder dan 150 cm. Gebruik in
voorkomende gevallen extra bevestigingssystemen.
Vervang veiligheidsgordels na een ongeval.
De veiligheidsgordel mag niet gedraaid worden, maar
moet plat tegen het lichaam aan liggen.
Leg het onderste deel van de gordel over de heupen heen.
Gordel losmaken
Druk op de knop in het gordelslot voor het ontgrendelen van
de slottong.
Neem goede nota van het desbetreffende zitplaatseno-
verzicht van uw voertuig. Op bepaalde zitplaatsen mogen
tijdens het rijden geen personen zitten!