Operation Manual

4. Wielen, banden
28
Het verwisselen van een wiel
Geschikte krik* op de asbuis naast de tuimelarmgroep of op de
langsligger ter hoogte van de asbevestiging van het te verwis-
selen wiel plaatsen.
Plaats de krik* bij caravans met een dubbele as altijd onder de
achterste as. Een hydraulische krik* wordt aanbevolen.
Bij zachte ondergrond een stabiele onderlegger onder de krik*
leggen, b.v. een plank.
Voertuig opkrikken, tot het wiel 2 tot 3 cm boven de grond
hangt.
Wielbouten verder losdraaien en wiel afnemen.
Plaats de krik* opnieuw zodra deze bij het opkrikken scheef
komt te staan.
Wielbouten indraaien en kruiselings iets aanhalen.
Reservewiel op de wielnaaf plaatsen en uitlijnen.
Krik* omlaag draaien en wegnemen.
Wielbouten met wielsleutel gelijkmatig aanhalen. De instelwaarde
van het aandraaimoment van de wielbouten bedraagt bij staal-
velgen 110 Nm en bij aluminiumvelgen 120 Nm.
Zet de handrem los en activeer de stabilisatie-inrichting weer.
De uitdraaisteunen dienen niet als krikken*!
Na het verwisselen van het wiel moet na een afstand
van 50 km worden gecontroleerd of de wielbouten stevig
vastzitten en moeten deze zo nodig aangehaald worden.
U dient te allen tijde te beschikken over een gebruiks-
klaar reservewiel. Laat daarom een defect wiel onmid-
dellijk vervangen.