Operation Manual

03-7
3.4 Oploopinrichting en
wielremmen
Oploopinrichting controleren:
1. Als de trekstang bij aangetrokken handrem
tot meer dan de helft (ca. 45 mm) naar binnen
kan worden geschoven, moet de reminrichting
onmiddellijk door een garagebedrijf worden
bijgesteld.
2. Trek ter controle van de grenswaarde de
handrem aan en schuif de caravan zo ver
achteruit totdat de handremhendel volledig
omslaat. Schuif aansluitend de veiligheids-
koppeling in de oploopinrichting. De trekstang
moet door het gaskussen in de hydraulische
demper weer zelfstandig in de nulstand uit-
schuiven. Mocht dit langer dan 30 sec. duren,
dan moet de oploopinrichting in een garage-
bedrijf worden gecontroleerd.
Wielremmen
Bij de gebruikte wielremmen gaat het om niet-
zelfregelende trommelremmen die beschikken
over een wegafhankelijk, automatisch achte-
ruitrijdsysteem. De voeringen van de wielrem-
men zijn slijtageonderdelen; daarom moet de
toestand om de 5000 km of uiterlijk na een jaar
worden gecontroleerd. Een betrouwbare aanwij-
zing voor sterk versleten remvoeringen is dat bij
de boven beschreven controle van de oploopin-
richting de veiligheidskoppeling meer dan
ca. 45 mm naar binnen kan worden geschoven.
Het oploopremsysteem bestaat uit de oploo-
pinrichting, een overbrengingsinrichting en de
wielremmen. De oplooprem zorgt ervoor dat de
caravan bij het oplopen op het trekkend voertuig
automatisch wordt afgeremd. D.w.z. het oploo-
premsysteem werkt onafhankelijk van het remsy-
steem van het trekkende voertuig. De opgewekte
remkracht is voornamelijk afhankelijk van de in-
tensiteit van de afremming van het trekkende vo-
ertuig en de laadtoestand van de caravan. Een in
de oploopinrichting geïntegreerde schokdemper
met een gedenieerde grenswaarde zorgt ener-
zijds voor een comfortabel oplopen en voorkomt
anderzijds dat de caravan al gaat afremmen zo-
dra het trekkende voertuig even gas terugneemt
of in een andere versnelling overschakelt.