Operation Manual

Nederlands
43
Om langdurig gebruik van de batterij te bevorderen.
(1) Laad batterij op vóórdat ze volledig uitgeput zijn.
Merkt u dat de gevoede apparatuur minder krachtig
gaat werken, onderbreek dan het gebruik en laad de
batterij op. Als u apparatuur op batterijvoeding te lang
blijft gebruiken, kan dit leiden tot teruglopen van
de
batterijwerking en eventueel zelfs beschadiging ervan.
(2) Verricht het opladen niet bij hoge temperatuur.
Een oplaadbare batterij zal onmiddellijk na gebruik
gewoonlijk erg warm zijn. Als u een dergelijke batterij
onmiddellijk gaat opladen, zal de chemische balans in
het inwendige verstord worden en zal de levensduur
van de batterij afnemen.
Laat de batterij daarom even
afkoelen, voor u met opladen begint.
LET OP
Wanneer de batterijlader onafgebroken wordt gebruikt,
zal deze warm worden, waardoor fouten worden
veroorzaakt. Nadat het laden is voltooid, wacht u best 15
minuten tot de volgende lading.
Als de batterij wordt herladen wanneer ze warm is
door
batterijgebruik of blootstelling aan zonlicht, knippert het
controlelampje.
De batterij wordt niet herladen. Laat in dat geval de
batterij afkoelen voor het laden.
VOOR HET GEBRUIK
1. Gereedmaken en kontroleren van de werkplaats
Kontroleer of de werkplaats geschikt is door nauwkeurig
de genormde voorzorgsmaatregelen op te volgen.
BEDIENING
1. Controleer de stand van de koppelingsinstelling
(Zie Afb. 4)
De drie functies, schroevendraaier, boor en klopboor,
kunnen worden ingesteld via de stand van de kap van de
machine.
(1) Bij gebruik van deze machine als schroevendraaier
plaatst u één van de nummers “1, 3, 5 ... 22” op de
koppelingsinstelling,
of een stip, tegenover het driehoekje
op de machine.
(2) Bij gebruik van deze machine als boor plaatst u de boor-
markering
op de koppelingsinstelling tegenover het
driehoekje.
(3) Voor gebruik als klopboormoet u de
hamer
markering op de kap in lijn brengen met het driehoekje
op de behuizing van de machine.
LET OP
De koppelingsinstelling mag niet in een stand worden
gezet tussen de nummers “1, 3, 5 ... 22” of de stippen in.
Gebruik de machine niet met de koppelingsinstelling
tussen “22”
en het streepje in het midden van de boor-
markering. Dit kan resulteren in beschadiging (Zie
Afb. 5).
2. Afstelling van het aantrekkoppel
(1) Aantrekkoppel
Instelling van het aantrekkoppel van de boor dient te
gebeuren op basis van de schroefdiameter. Wan neer
teveel kracht bij het aandraaien gebruikt wordt, zal de
schroef
beschadigd en misschien onbruikbaar worden.
Plaats de koppelingsinstelling in een stand die geschikt
is voor de diameter van het soort schroef in gebruik.
(2) Aanduiding van het aantrekkoppel
Het aantrekkoppel verschilt afhankelijk van het type
schroef en het soort materiaal dat wordt vastgezet. De
machine geeft het aantrekkoppel aan met nummers
“1,
3, 5 ... 22” op de koppelingsinstelling en stippen. Het
aantrekkoppel bij stand “1” is het kleinst en het koppel
wordt groter naarmate het nummer oploopt (Zie Afb. 4).
(3) Instellen van het aantrekkoppel
Draai de koppelingsinstelling rond en plaats de nummers
“1, 3, 5 ... 22” op de
kap, of de stippen, tegenover het
driehoekje op de machine. Draai de koppelingsinstelling
in de richting van een zwakker of sterker aantrekkoppel
overeenkomstig het koppel dat u nodig heeft.
LET OP
Het kan voorkomen dat de motor stopt wanneer het
apparaat als een dril gebruikt wordt. Zorg ervoor dat de
slagboor-schroefmachine
niet vast loopt tijdens gebruik.
Wanneer te lang gedraaid wordt kan de schroef breken.
3. Wisseling van rotatie naar impakt en uitsluitend
rotatie (Zie Afb. 4)
U kunt van “Rotation (uitsluitend rotatie)” naar
“Impact (impakt + rotatie)” schakelen door de
boormarkering
of de hamermarkering in lijn te
brengen met de driehoek markering op de machine.
Voor het boren van gaten in metaal, hout of plastic, moet
u “Rotation (uitsluitend rotatie)” gebruiken.
Voor het boren van gaten in steen of beton, moet u
“Impact (impakt + rotatie)” gebruiken.
VOORZICHTIG
Indien “Impact” is ingesteld voor
het boren dat normaliter
met “Rotation” wordt uitgevoerd, zal de kracht van het
boren sterker zijn maar wordt het boorstuk of andere
delen mogelijk beschadigd.
Als de koppelingsinstelling moeilijk op de
hamermarkering
stand kan worden gezet, draait
u de boorkop een weinig naar links of rechts, waarna u
de koppelingsinstelling opnieuw op de hamermarkering
stand probeert te zetten.
4. Veranderen van de draaisnelheid
Gebruik de toerenschakelaar om de draaisnelheid te
veranderen. Druk op de vergrendeltoets en schuif de
toerenschakelaar in de richting van de pijl (Zie Afb. 6 en
7).
Door de toerenschakelaar op “LOW’’ te zetten, draait de
boor met lage snelheid.
Wanneer de toets “HIGH’’ gezet
wordt, draait de boor op hoge snelheid.
LET OP
Controleer of de hoofdschakelaar inderdaad uit staat
voor u de instelling voor het toerental verandert.
De motor wordt beschadigd wanneer de draais nelheid
veranderd wordt tijdens het draaien van de motor.
Als u de toerenschakelaar op
“HIGH” (hoog toerental)
zet, terwijl de koppelingsinstelling tussen “15” en “22”
staat, kan het gebeuren dat de koppeling doorslipt en
dat de motor vast komt te staan. Zet in dat geval de
toerenschakelaar op “LOW” (laag toerental).
Schakel de netspanning onmiddelijk uit wanneer de
motor vast loopt. Dit om te
voorkomen dat de motor of
accu beschadigd wordt.
De lithium-ion batterij is voorzien van een
beschermingsfunctie die volledige ontlading van
de batterij voorkomt waardoor de levensduur wordt
verlengd. Wanneer het gereedschap overbelast raaktkan
de motor tot stilstand komen. Dit geeft geen probleem
met het product aan maar wordt veroorzaakt door
de
beschermingsfunctie. Laat de schakelaar onmiddelijk los
en zoek naar de oorzaak van de overbelasting.
5. Manieren en suggesties voor gebruik
Tabel 4 geeft een overzicht van de diverse
werkzaamheden die met dit apparaat kunnen worden
uitgevoerd op basis van de mechanische eigenschappen
van dit gereedschap.
000Book_DV14DFL_Tha.indb 43000Book_DV14DFL_Tha.indb 43 2010/04/05 16:27:192010/04/05 16:27:19