Operation Manual
51
Vlak-vandikteschaafmachine
A3-26 / A3-31 / A3-41
1. Voor het begin van de werkzaamheden moet de
machine worden uitgeschakeld en tegen
herinschakelen worden beveiligd.
2. Overschakelen op boorbedrijf.
3. Aandrijfhendel op “0” zetten.
4. Afzuiging moet aangesloten zijn.
5. Boorgereedschap inspannen.
6. Werkstuk tegen de werkstukaanslagkant leggen en
met de werkstukklem met draaiwiel vastzetten.
7. Eventueel de gewenste boordiepte met de
diepteaanslag instellen.
8. Machine inschakelen.
9. Werkpositie innemen.
10. Werkstuk bijkomend met de linkerhand vasthouden
en gat boren.
11.Wanneer niet verder wordt gewerkt, de machine
uitschakelen en tegen herinschakelen beveiligen.
9.6.4 Boren met/zonder diepteaanslag
Afb. 9-21: Boren van een gat
9.6.5 Boren van een langgat
Afb. 9-22: Boren van een langgat
1. Voor het begin van de werkzaamheden moet de
machine worden uitgeschakeld en tegen
herinschakelen worden beveiligd.
2. Overschakelen op boorbedrijf.
3. Aandrijfhendel op “0” zetten.
4. Afzuiging moet aangesloten zijn.
5. Boorgereedschap inspannen.
6. Werkstuk tegen de werkstukaanslagkant leggen en
met de werkstukklem met draaiwiel vastzetten.
7. Gewenste maat van het langgat instellen met de
lengteaanslag.
8. Machine inschakelen.
9. Werkpositie innemen.
10. Werkstuk bijkomend met de linkerhand vasthouden.
• Met het boorgereedschap een paar millimeter
in het werkstuk boren en het begrensde traject
volgen.
• Daarna nog eens enkele millimeters diep in het
werkstuk gaan en het begrensde traject volgen.
• Deze bewerking herhalen tot de diepte van het
langgat is bereikt.
11. Wanneer niet verder wordt gewerkt, de machine
uitschakelen en tegen herinschakelen beveiligen.
Bediening