Operation Manual

43
Vlak-vandikteschaafmachine
A3-26 / A3-31 / A3-41
9.4 Vlakschaven
Aanwijzing: Bij het vlakschaven worden onregelmatige oppervlakken aan werkstukken vlakgeschaafd.
De werkstukken worden over de schaafas geleid en alleen aan de onderkant bewerkt.
De draairichting van de schaafas is tegen de aanvoerrichting van het werkstuk in.
9.4.1 Werkpositie
Afb. 9-3: Werkplaats/Werkpositie
Tijdens het werk een werkpositie innemen zoals op de
afbeelding hiernaast
Met de vlakschaafeenheid zijn de volgende
bewerkingstechnieken altijd verboden:
Gelijkloopschaven (draairichting van de schaafas
gelijk met aanvoerrichting).
Bewerking van inzetstukken (het werkstuk wordt niet
over de hele lengte bewerkt).
Vlakschaven van werkstukken met sterke welving
Rabatschaven aan het schaafaseinde.
9.4.3 Toegestane en verboden werktechnieken
Met de vlakschaafeenheid zijn alleen de volgende
bewerkingstechnieken toegelaten:
Vlakschaven van de brede zijde van een werkstuk.
Voegfrezen van de smalle zijde van een werkstuk.
Aanschuinen van de smalle zijde van een werkstuk.
Afschuinen van de randen van een werkstuk.
9.4.2 Werkstukafmetingen
Lengte onder 250 mm: alleen met speciale inrichting werken (bijv.: Duwhout)
boven 1500 mm: alleen met tafelverlenging of met een tweede persoon werken
Breedte max. 260 mm / 310 mm / 410 mm (afhankelijk van de uitvoering)
Dikte min. 10 mm
Opgelet! Verwondingsgevaar!
Bij werkstukken die kleiner zijn dan 10 mm kan het werkstuk bij grote spaanafname (4 mm) versplinteren.
Het geschaafde werkstuk mag niet dunner zijn dan 6 mm!
Bediening