Operation Manual
41
Vlak-vandikteschaafmachine
A3-26 / A3-31 / A3-41
9 Bediening
9.1 Veiligheidsrichtlijnen
Waarschuwing! Verwondingsgevaar! Ondeskundige bediening kan zware lichamelijke letsels of materiële
schade veroorzaken. Deze werkzaamheden mogen daarom alleen door geautoriseerd, geïnstrueerd en met
de werkwijze van de machine vertrouwd personeel conform de veiligheidsvoorschriften worden uitgevoerd.
Voor het begin van de werkzaamheden
• Voor het begin van de werkzaamheden controleren of
de machine volledig en in technisch perfecte staat is.
• Voor voldoende bewegingsruimte zorgen.
• Op orde en netheid in de werkplaats letten. Losse of
rondslingerende componenten en gereedschappen
veroorzaken ongevallen!
• Beide vlakschaaftafels correct instellen.
• Combi-aanslag op de werkstukbreedte instellen en
blokkeren.
• Brugbeveiliging en achterste schaafasafdekking
volgens de voorschriften installeren en de werking
controleren.
• Controleren of alle schaafmessen scherp zijn (minima-
liseren van het terugslaggevaar).
• Controleren of aan de schaafas alle klemschroeven
van de spiebalken stevig aangedraaid zijn (Minimaal
aanhaalmoment 15 Nm).
• Controleren of de verschillende terugslagbeveiligingen
vrij kunnen bewegen en na het optillen opnieuw in de
uitgangspositie terugvallen.
• Afzuiginstallatie volgens de voorschriften installeren en
controleren of ze functioneert.
• Alleen werkstukken bewerken die veilig opgelegd en
geleid kunnen worden.
• Werkstukken zorgvuldig op vreemde elementen
(bijv.: spijkers, schroeven) onderzoeken, die de
bewerking kunnen beïnvloeden.
• Werkstukken die langer zijn dan de vlakschaaftafel
voor het vlakschaven aan aanvoer- en afnamezijde,
ondersteunen (bijv.: tafelverlengingen, rolbokken).
• Controleren of het werktuig vrij loopt.
• Op de juiste draairichting van de schaafas letten.
• Hulpmiddel voor de bewerking van korte en smalle
werkstukken gereed houden (bijv.: Duwhout, Duwblok;
zie HAMMER-Toebehorencatalogus).
• Voor het inschakelen altijd controleren of er zich geen
andere personen in de directe omgeving van de ma-
chine bevinden.
Tijdens het gebruik
• Handen nooit over de schaafas op het werkstuk
leggen.
• Bij een werkstukwissel of bij storingen de machine
eerst uitschakelen en dan tegen herinschakelen
beveiligen.
• Beveiligingen en beschermingsinrichtingen tijdens het
gebruik niet uitschakelen, omzeilen of onklaar
maken.
Bij werkzaamheden aan en met de machine moet altijd
de volgende uitrusting worden gedragen:
• Nauw aansluitende werkkleding (geringe scheur-
vastheid, geen wijde mouwen, geen ringen en
andere sieraden enz.).
• Veiligheidsschoenen – Als bescherming tegen zwa-
re, vallende delen en het uitglijden op niet-slipvaste
ondergrond.
• Oorbescherming – tegen gehoorschade.
Bij werkzaamheden aan en met de machine moeten de
volgende verboden altijd in acht worden genomen.
• Bediening met lang haar zonder haarnet verboden!
• Gebruik van handschoenen verboden!
Bediening