Operation Manual

82
83
3.1.4 PPPoE gebruikersgegevens (PPPoE/PPPoA)
In het volgende venster worden de toegangsgegevens
voor uw provider ingevoerd. Deze informatie staat bij de
gegevens van uw internetprovider.
Username (gebruikersnaam):
Deze providerspeci eke naam vindt u bij de gegevens van
uw internetprovider.
Belangrijke informatie voor T-Online gebruikers:
Voer uw T-Online-toegangsgegevens in de volgende
volgorde in het venster
gebruikersnaam in:
AAAAAAAAAAAATTTTTTTTTTTTMMMM@t-online.de
Daarbij staan de A’s voor de 12-cijferige aansluitcode, de T’s staan voor het bijbehorende T-Online-nummer en de
M’en slaan op de toevoeging van de medegebruiker, bestaande uit 4 tekens. Daarachter volgt @t-online.de
Als uw T-Online-nummer uit minder dan 12 cijfers bestaat, komt voor de toevoeging voor de medegebruiker een #.
AAAAAAAAAAAATTTTTTTTTTT#MMMM@t-online.de
Naast de toegangsgegevens kunt u nog het volgende aangeven:
Wachtwoord (Passwort):
Dit providerspeci eke wachtwoord vindt u bij de gegevens van uw internetprovider.
VPI en VCI:
Deze waarden kunt u bij uw internetprovider opvragen. Voor de DSL-aansluitingen van Duitse Telekom en
overeenkomstige aansluitingen, gelden op het tijdstip waarop deze gebruiksaanwijzing gemaakt wordt de volgende
waarden:
VPI: 1
VCI: 32.
Zoals aangegeven kunnen de waarden, afhankelijk van land en provideraansluiting afwijken!
Connection Type (type breedbandverbinding):
Voor het verbindingstype PPPoE selecteert u de optie PPPoE LLC.
Vervolgens klikt u op de knop Next. In het volgende venster wordt u erop gewezen dat de configuratie succesvol
overgenomen is en dat de gegevens met een klik op de knop Next opgeslagen worden.
Hiermee beëindigt u de configuratie van de internettoegang met de assistent (Quick Start).
Om uw instellingen op te slaan klikt u op CLOSE.
Vervolgens moet de router opnieuw gestart worden, zodat alle instellingen actief worden. Ga daarvoor naar het
menu Maintenance, selecteer de optie SysRestart en selecteer daarna System Restart with: Current Settings.
Klik vervolgens op de knop RESTART.
4 Configuratie van het Wireless LAN
Het Wireless LAN is
standaard gedeactiveerd. Als
u de functie wilt activeren,
selecteert u het menu
Interface Setup en vervolgens
de optie Wireless.
Houd er rekening mee dat het
activeren van het Wireless
LANzonder extra instelling
van een codering veel risico’s
draagt.
Access Point:
Hiermee schakelt u het Wireless LAN in of uit. Om het Wireless LAN in te schakelen selecteert u de optie Activated
(ingeschakeld). Om het Wireless LAN uit te schakelen kiest u voor de optie Deactivated (uitgeschakeld).
SSID:
Met deze functie kunt u uw Wireless LAN van een naam voorzien. Deze naam mag maximaal uit 30 letters of cijfers
bestaan. Bijzondere tekens worden niet geaccepteerd!
Broadcast SSID (WLAN-netwerknaam aangeven):
Hier kunt u bepalen of de naam van uw Wireless LAN voor iedereen in het net zichtbaar mag zijn. Deze optie is
standaard ingeschakeld (Yes).
Channel (kanaal):
Hier selecteert u het kanaal voor uw Wireless LAN. In Duitsland kunt u tussen kanaal 1 tot 13 kiezen.
Opmerking: afhankelijk van de plaats van bestemming zijn niet alle kanalen beschikbaar!
Authentication Type (soort code instellen):
Dit is zeer belangrijk voor de veiligheid van uw Wireless LAN netwerk. Onder deze optie selecteert u de soort en
sterkte van de code. De Hama WLAN Modem Router ADSL2+ ondersteunt de volgende standaards:
WEP (64 en 128-Bit)
WPA-PSK (TKIP)
WPA2-PSK (AES)
4.1 WEP-code:
Wired Equivalent Privacy (WEP) is een standaard coderingsalgoritme voor WLAN. Het moet zowel de toegang
tot het net regelen als de integriteit van de data garanderen. Vanwege de verschillende zwakke punten wordt dit
proces als onveilig/verouderd beschouwd.