Instructions
De kathode-ring van D9 moet naar P1 wijzen.
De kathode-ring van D10 moet naar T1 wijzen.
Is de juiste instelpotmeter gesoldeerd? Controleer de op de component
aangegeven waarden nog eens met de waarden aangeven op de
componentenlijst.
Zijn de transistoren juist geplaatst? Kruisen de aansluitpootjes elkaar?
Komt de bestukkingsopdruk overeen met de omtrek van de transistoren?
Zijn de juiste transistoren geplaatst?
Controleer de types nog eens aan de hand van punt 1.5 van de
bouwhandleiding.
Zitten de elco’s er goed in?
Vergelijk de op de elco’s afgebeelde polariteit “+” of “-” nog een keer
met de op de print aangebrachte opdruk of met de componentenlay-
out uit deze handleiding. Let er op dat afhankelijk van de fabrikant, de
“+” of de “-” aangegeven kan zijn op de elco’s!
Is de LED er volgens de juiste poling ingezet? Wordt de LED tegen het
licht gehouden, dan is de KATHODE herkenbaar aan de grotere elek-
trode in het inwendige van de LED.
In de componentenopstelling is de positie van de anode met een “A”
aangegeven. De kathode van de LED moet naar de rand van de print-
plaat wijzen.
Is de geïntegreerde spanningsstabilisator er goed ingezet? Oriënteer u
zelf aan de metalen zijde van IC1!
In de lay-out van de componentenopstelling is deze zijde aangegeven
met een dikke, dubbele streep.
Zijn de IC’s op de juiste manier in het voetjes gezet?
De vlakke kant of de stip op IC2 moet naar C3 wijzen.
Hetzelfde kenmerk van IC3 moet naar C15 wijzen.
Zijn de geïntegreerde schakelingen IC2 en IC3 niet onderling verwisseld?
Steken alle pootjes van de IC’s ook daadwerkelijk in het voetje? Bij het
inbrengen van het IC is het zeer wel mogelijk dat ze ombuigen of naast
het voetje steken.
Bevind er zich een soldeerbrug of een kortsluiting op de soldeerzijde
van de print?
Vergelijk de printsporen die er eventueel als een soldeerbrug uitzien,
met de afgebeelde verbindingen op de printplaat en met de schakeling
afgebeeld in deze handleiding, voordat u een spoortje (vermeende
soldeerbrug) onderbreekt.
Om printspoorverbindingen of onderbrekingen gemakkelijker vast te
kunnen stellen, kunt u de printplaat tegen het licht houden en vervolgens
vanuit de soldeerzijde op zoek gaan naar deze onaangename bijkom-
stigheden.
Komt er misschien een koude soldeerplaats voor?
Controleer elke soldeerplaats aandachtig.
Controleer met een pincet of er componenten vrij heen en weer bewegen
kunnen. Verdachte soldeerplaatsen nog een keer solderen.
Controleer of alle soldeerplaatsen ook daadwerkelijk gesoldeerd zijn,
vaak genoeg gebeurt het dat bij het solderen enkele plaatsen over het
hoofd worden gezien.
Denk eraan dat een met soldeerwater, soldeervet of soortgelijke sol-
deervloeistof bewerkte printplaat niet kan functioneren. Deze middelen
geleiden de stroom en veroorzaken daardoor kruipstromen en kort-
sluitingen.
Bouwset’s die met een van bovengenoemde middelen zijn behandeld
kunnen wij dan ook niet repareren of vervangen.
30
31