Instructions
Mocht u deze mogelijkheid niet hebben, stuur dan het niet werkende
bouwpakket goed verpakt, met een nauwkeurige foutbeschrijving en
de bijbehorende bouwhandleiding, naar onze serviceafdeling (een
onberispelijke reparatie is alleen mogelijk bij een exacte
foutomschrijving!). Een nauwkeurige foutbeschrijving is belangrijk,
omdat de fout immers ook bij uw voedingsapparatuur of uw externe
bedrading kan liggen.
Aanwijzing
Voordat het in productie ging, is dit bouwpakket vele malen als
prototype opgebouwd en getest. Pas wanneer een optimale kwaliteit
met betrekking tot functioneren en betrouwbaarheid is bereikt, wordt
het pakket voor serieproductie vrijgegeven.
Om bij de bouw van de installatie een bepaalde functionele
betrouwbaarheid te bereiken, is de totale bouw opgedeeld in twee
bouwfasen:
1. Bouwfase I: montage van de elementen op de printplaat
2. Bouwfase II: stukproef / aansluiting / ingebruikname
Let er bij het insolderen van de elementen op, dat deze (indien niet
anders is aangegeven) zonder afstand tot de printplaat worden
gesoldeerd. Alle uitstekende aansluitdraden worden direct boven het
soldeerpunt afgesneden.
Omdat het bij dit bouwpakket deels gaat om zeer kleine, resp. zeer
dicht bij elkaar liggende soldeerpunten (risico van soldeerbruggen),
mag hier alleen worden gesoldeerd met een soldeerbout met een
kleine punt. Voer de soldeerhandelingen en de bouw zorgvuldig uit.
Soldeerhandleiding
Als u nog niet zo bedreven bent in het solderen, lees dan eerst deze
soldeerhandleiding voordat u naar de soldeerbout grijpt. Want
solderen moet je leren.
1. Gebruik bij het solderen van elektronische schakelingen nooit
soldeerwater of soldeervet. Deze bevatten een zuur dat
componenten en geleiderbanen aantast.
2. Als soldeermateriaal mag alleen elektronicatin SN 60 Pb (d.w.z.
60 % tin, 40 % lood) met een harskern worden gebruikt, die
tegelijk als vloeimiddel dient.
3. Gebruik een kleine soldeerbout met een thermisch vermogen
van max. 30 watt. De soldeerspits moet vrij van aanslag zijn,
zodat de warmte goed kan worden afgeleid. Dat betekent: de
warmte van de soldeerbout moet goed naar het te solderen punt
worden geleid.
4. Het solderen zelf moet vlot worden uitgevoerd, want door te lang
solderen worden componenten vernield. Ook leidt dat tot het
losraken van soldeerogen of koperbanen.
5. Voor het solderen wordt de goed vertinde soldeerspits zodanig
op het soldeerpunt gehouden, dat componentdraad en
geleiderbaan gelijktijdig worden geraakt.
Tegelijkertijd wordt (niet te veel) soldeertin toegevoerd, dat mee
wordt verhit. Zodra het soldeertin begint te vloeien, haalt u het
van het soldeerpunt weg. Dan wacht u nog een ogenblik tot het
achtergebleven soldeer goed is uitgevloeid; daarna haalt u de
soldeerbout bij het soldeerpunt weg.
6. Let erop dat de zojuist gesoldeerde component, nadat u de
soldeerbout hebt weggehaald, ca. 5 s niet wordt bewogen. Dan
blijft een zilverachtig glanzend, onberispelijk soldeerpunt achter.
7.
Voorwaarde voor een onberispelijk soldeerpunt en goed
solderen is een schone, niet geoxideerde soldeerspits. Want
met een vuile soldeerspits is het absoluut onmogelijk om zuiver
te solderen. Haal daarom na elke soldeerhandeling overtollig
soldeertin en vuil weg met een vochtige doek of een
siliconenafstrijker.