Instructions
LD 3 = rood 0 3 mm
LD 4 = groen 0 3 mm
Als op de led een eenduidige markering ontbreekt of u aan de polariteit
twijfelt (aangezien fabrikanten verschillende markeringen hanteren), kan
de polariteit ook worden vastgesteld door uitproberen. Daarbij gaat u als
volgt te werk:
U sluit de led via een weerstand van ca. 270 R (bij Low-Current-led 4 k
7 ) aan op een bedrijfsspanning van ca. 5 V (4,5 V- of 9 V-batterij).
Als de led daarop brandt, is de “kathode” van de led correct met de
minpool verbonden. Als de led niet brandt, is deze in de sperrichting
aangesloten (kathode aan plus) en moet deze worden omgepoold.
Led wordt in de sperrichting aangesloten en brandt daardoor niet (kathode aan "+").
Led aangesloten met voorweerstand in doorlaatrichting, en brandt (kathode aan “-“).
1.8 Aansluitklemmen
Nu steekt u de schroefklemmen in de betreffende posities op de
printplaat en soldeert u de aansluitpinnen netjes op de
geleiderbaanzijde vast. De betreffende klemmen worden uit 2- of 3-
polige klemblokken samengesteld door de zwaluwstaartgeleidingen
ineen te steken. Door het grotere massavlak van geleiderbaan en
aansluitklem moet hier het soldeerpunt iets langer dan normaal worden
verhit, tot het tin goed vloeit en een mooi soldeerpunt vormt.
1 x aansluitklem 5-polig
1 x aansluitklem 7-polig
1 x aansluitklem 8-polig
1.9 Geïntegreerde schakelingen (IC’s)
Tot slot worden de geïntegreerde schakelingen met de juiste polariteit
in de daarvoor bestemde houders gestoken.
Pas op!
Geïntegreerde schakelingen zijn gevoelig voor onjuiste polariteit! Let
daarom op de betreffende markering van de IC’s (inkeping of punt).
De hier gebruikte componenten (IC 1, IC 2 en IC 3) zijn bijzonder
gevoelige CMOS-IC’s, die zelfs door statische oplading al vernield
kunnen worden.
MOS-elementen mogen daarom alleen aan de behuizing worden
opgepakt, zonder daarbij de aansluitpootjes aan te raken.
Geïntegreerde schakelingen mogen nooit bij een aanwezige
bedrijfsspanning worden vervangen of in de houder worden geplaatst!