Instructions

7
Beschrijving van de schakeling
Het hartstuk van de schakeling bestaat uit het Schmitt-trigger IC 4093. Dit component bezit
vier NAND-poorten N 1 tot N 4. Met deze poorten (Schmitt-triggers) kan een oscillator
opgebouwd worden (N 1 en N 3) met slechts twee externe componenten (een weerstand,
een condensator).
Na het inschakelen van de bedrijfsspanning ligt op de uitgang van de poorten op pen 3 en 11
een "H" potentiaal omdat zich de condensatoren nog niet opgeladen hebben.
Nu stijgt de spanning aan de condensator langzaam omhoog, na korte tijd heeft de
condensatorspanning de drempelspanning van de Schmitt-trigger-poort bereikt, de uitgang
van de poorten N 1 en N3 gaat direct op "Low". De condensator ontlaadt zich nu via de
weerstanden R1, R6 (P1, P2) onder de laagliggende triggerdrempel.
De uitgangsspanning wordt "High" en de procedure begint opnieuw. Met de beide
trimpotentiometers P1 en P2 wordt de tijd voor het laden en ontladen bepaald, d.w.z. de
knipperfrequentie wordt groter of kleiner (de lampjes knipperen sneller of langzamer). De
impulstijd (flitseffect) wordt bepaald door de componenten C 2, C 4, R 2, R 7 en N 2, N 4.
De beide poorten N 1, N 4 besturen korte tijd de twee Darlington-transistors.
De aangesloten gloeilampjes worden via de twee weerstanden R 5 en R 10 voorverwarmd,
daardoor vermindert zich de inschakelstroom (bepaald door de koude weerstand van de
gloeilampendraad, deze was anders relatief hoog) en de levensduur van de gloeilampjes
daardoor verlengt.
Indien bij zwakkere gloeilampjes de gloeispiraal in de pauzetijd storend oplicht, kan dit
verholpen worden door de weerstanden R5, R10 te veranderen (grotere weerstanden). De
verschillende knipperfuncties worden bereikt door de verbindingen te veranderen (1 wordt met
2, 3 of 4 verbonden).